Oefenen hst 20 21 en VB PTO2

PTO-2 hst. 12 t/m 21 + oef 20-21
- De theorie (de taalregels) van Hst 12, 13,  17, 18, 19, 20, 21
- voorbeelden van toepassingen van die regels (uit de oefeningen die we gedaan hebben)
- de woorden van hst 12 t/m 21  
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

PTO-2 hst. 12 t/m 21 + oef 20-21
- De theorie (de taalregels) van Hst 12, 13,  17, 18, 19, 20, 21
- voorbeelden van toepassingen van die regels (uit de oefeningen die we gedaan hebben)
- de woorden van hst 12 t/m 21  

Slide 1 - Tekstslide

Even snel wat theorie 'trucjes'
1. Koppelwerkwoorden koppelen het onderwerp aan een toestand of eigenschap (DUS NIET aan een plaats)

2. Koppelwerkwoorden leer je uit je hoofd: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 2 - Tekstslide

Even snel wat theorie 'trucjes'
3. Naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel (zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord)

4. Bij hulpwerkwoord  in de zin, check je het 'andere' werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

wat zijn de drie belangrijkste koppelwerkwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?
Hij blijkt ziek te zijn
A
Corona hebben
B
hebben
C
blijkt
D
blijkt te hebben

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Hij blijkt ziek te zijn
A
ziek zijn
B
hebben
C
blijkt
D
blijkt ziek te zijn

Slide 6 - Quizvraag

Noem drie wederkerige voornaamwoorden

Slide 7 - Open vraag

Noem een onbepaald voornaamwoord

Slide 8 - Woordweb

Zit er in de volgende zin wel/geen naamwoordelijk gezegde?
Ik ben de hele dag buiten geweest
A
wel
B
geen

Slide 9 - Quizvraag

Zit er in de volgende zin wel/geen naamwoordelijk gezegde?
Hij schijnt op school veel leuker.
A
wel
B
geen

Slide 10 - Quizvraag

Zit er in de volgende zin wel/geen naamwoordelijk gezegde?
Zijn lunch werd naar school gebracht.
A
wel
B
geen

Slide 11 - Quizvraag

Zit er in de volgende zin wel/geen naamwoordelijk gezegde?
De juf is trots.
A
wel
B
geen

Slide 12 - Quizvraag

Zit er in de volgende zin wel/geen naamwoordelijk gezegde?
Ik wil dat de zon schijnt.
A
wel
B
niet

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het koppelwerkwoord en wat wordt er aan wat gekoppeld in de zin:
Soufiane Touzani is een echte baas

Slide 14 - Open vraag

Wat is het koppelwerkwoord en wat wordt er aan wat gekoppeld in de zin:
Die cake blijkt niet te eten.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het wederkerende voornaamwoord in deze zin:
Je vraagt je af: waarom helpen we elkaar nog?
A
de eerste 'je'
B
de tweede 'je'
C
elkaar
D
nog

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'geen' in de zin:
Ik heb ook geen geluk in het leven...
A
onbepaald voornaamwoord
B
bepaald voornaamwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'laatsten' in de zin:
De eersten zullen de laatsten zijn
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor woordsoort is 'eersten' in de zin:
De eersten zullen de laatsten zijn
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
bepaald rangtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Maak een zin met een wederkerend voornaamwoord, meervoud

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Zijn er nog vragen? 
Dan zijn we klaar
Vrijdag gaan we oefenen met hst 12, 13, 17, 18 en 19 
LEER DIE ALVAST of lees ze i.i.g. al door en schrijf vragen die je nog hebt op 

Slide 22 - Tekstslide