2B - Voorbereiding op toets 1 (met vragen)

Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen
Voorbereiding op de toets
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen
Voorbereiding op de toets

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1: Inkomsten in soorten

Slide 2 - Tekstslide

Inkomsten in geld
Inkomsten in natura

Slide 3 - Sleepvraag

Lou doet thuis extra klusjes. Het geld dat hij hiermee verdient, moet hij gebruiken voor zijn hobby (gamen).
Kies welke bewering over zijn inkomsten juist is. Het zijn inkomsten...
A
zonder tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
B
met tegenprestatie en niet vrij besteedbaar
C
met tegenprestatie en in natura
D
vrij besteedbaar en met tegenprestatie

Slide 4 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van niet vrij besteedbare inkomsten

Slide 5 - Open vraag

Salaris voor je krantenwijk dat je op je bankrekening krijgt
Of
Of
Of
inkomsten in natura
inkomsten in geld
inkomsten met tegenprestatie
inkomsten zonder tegenprestatie
vrij besteedbaar
niet vrij besteedbaar

Slide 6 - Sleepvraag

Paragraaf 2: Zakgeld vergelijken

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel weken zitten er in een jaar?

Slide 8 - Open vraag

Hoeveel maanden zitten er in een jaar?

Slide 9 - Open vraag

Inkomsten omrekenen

Slide 10 - Tekstslide

Ali krijgt € 7,50 per week. Hoeveel is dat per maand?
A
€ 1,73
B
€ 30
C
€ 17,30
D
€ 32,50

Slide 11 - Quizvraag

Mert krijgt € 70 per maand, hoeveel is dat per week? Vul alleen het antwoord in, zonder €-teken.

Slide 12 - Open vraag

Paragraaf 3: Werken met een tabel

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de begrippen naar de goede plek
Titel
Kolom
Toelichting
Rij

Slide 14 - Sleepvraag

Paragraaf 4: Bijverdienen

Slide 15 - Tekstslide


Hoeveel uur mag Mara (16) werken nadat ze 5 uur op school heeft gezeten?
A
9 uur
B
5 uur
C
4 uur
D
7 uur

Slide 16 - Quizvraag


Hassan (14) werkt:
Maandag 2 uur na school,
Dinsdag 1,5 uur na school,
Donderdag 2 uur na school,
Zaterdag 7 uur.             Mag dat?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Mag Jaimy (16) aan het werk als vrijwillige brandweer?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Als je nog geen 18 bent, mag je wel:
A
zwaar werk doen
B
gevaarlijk werk doen
C
7 uur op één dag werken
D
's nachts werken

Slide 19 - Quizvraag

Livia werkt bij McDonalds.

Livia is...
A
Werkgever
B
Werknemer

Slide 20 - Quizvraag

Livia werkt bij McDonalds.

McDonalds is...
A
Werknemer
B
Werkgever

Slide 21 - Quizvraag

Vind je het goed of niet goed dat er een minimumjeugdloon is? Geef twee argumenten.

Slide 22 - Open vraag

Wat is geen plicht van een werknemer?
A
Werk doen waar je niet voor wordt betaald
B
Werken op de afgesproken tijden
C
D
Je werk zo goed mogelijk uitvoeren

Slide 23 - Quizvraag

Paragraaf 5: De bank betaalt

Slide 24 - Tekstslide

Mo wil graag nieuwe schoenen. Ze kosten €90. Hij kan €15 per maand sparen. Hoeveel maanden moet Mo sparen? (vul alleen het juiste cijfer in)

Slide 25 - Open vraag

Rox heeft € 1.500 spaargeld op een spaarrekening. Ze krijgt 2,12% rente. Hoeveel rente krijgt ze na een jaar?
Vul alleen het cijfer in. Rond af op twee decimalen.

Slide 26 - Open vraag

Sjaak heeft € 650 spaargeld. Hij krijgt 1,67% rente. Hoeveel rente krijgt hij na 7 maanden?
(vul alleen het eindantwoord in, alleen cijfers, afronden op twee decimalen)

Slide 27 - Open vraag

Truusje heeft € 132 spaargeld. Ze krijgt 3,21% rente. Hoeveel geld staat er na een jaar in totaal op haar spaarrekening?
(vul alleen het eindantwoord in, alleen een getal, rond af op twee decimalen)

Slide 28 - Open vraag

Waarom sparen mensen? (meer antwoorden mogelijk)
a - Vanwege de interest
b - Om grote uitgaven te kunnen betalen
c - Om onverwachte uitgaven te kunnen betalen
d - Alle antwoorden zijn goed

Slide 29 - Open vraag

Paragraaf 5: Lonen verschillen

Slide 30 - Tekstslide

Wat zijn GEEN inkomsten uit bezit?
A
huur
B
winst
C
rente
D
omzet

Slide 31 - Quizvraag

Wie verdient meer, en waarom? (kijk je eigen antwoord na)

Docent die 12 uur werkt of docent die 17 uur werkt?

Slide 32 - Open vraag

Noem nog een reden voor een hoger loon.

Slide 33 - Open vraag