Weet ik veel hoofdstuk 1

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar is dit een voorbeeld van?
A
geld verdienen
B
inkomsten zonder tegenprestatie
C
inkomsten met tegenprestatie
D
werken

Slide 4 - Quizvraag

Welke twee vormen van inkomsten zijn er?
A
winst en verlies
B
Geld en natura
C
Geld en winst
D
Natura en winst

Slide 5 - Quizvraag

Jens krijgt €5 per week aan zakgeld, hoeveel krijgt Jens per maand?
A
€20
B
€5
C
€1,15
D
€21,67

Slide 6 - Quizvraag

Britt krijgt €20 aan zakgeld en €30 aan kleedgeld per maand.
Hoeveel inkomsten heeft zij per week?
A
€50
B
€12,50
C
€11,54
D
€11,53

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een GEEN plicht van de werknemer?
A
je werk goed doen
B
op tijd komen bij je werk
C
loon ontvangen
D
klanten helpen wanneer zij dit vragen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een recht van de werkgever?
A
loon betalen
B
Pauze bedien aan werknemers
C
Dat werknemers op tijd komen
D
Dat werknemers hun werk goed doen

Slide 11 - Quizvraag

Wat geeft de bank jou omdat je daar een spaarrekening hebt?
A
spaargeld
B
Rente
C
Lening
D
Aflossing

Slide 12 - Quizvraag

Waar moet je op letten wanneer je een spaarrekening wilt afsluiten bij de bank?
A
Rente
B
Hoe lang het geld vast staat.
C
Welke bank het is
D
Hoeveel je mag lenen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Huur is een vorm van inkopen, wanneer je een eigen huis verhuurt.
Bij welke inkomsten soort hoort dit?
A
inkomsten uit bezit
B
inkomsten uit arbeid
C
inkomsten uit werk
D
inkomsten uit winst

Slide 16 - Quizvraag

Naast inkomsten uit bezit heb je ook inkomsten uit arbeid. Wat voor inkomsten hoort daarbij?
A
Loon
B
Huur
C
Rente
D
Salaris

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN reden voor een hoger inkomen.
A
gevaarlijk werk
B
Langer werken
C
Onregelmatige werktijden
D
mooier uiterlijk

Slide 18 - Quizvraag

Britt heeft €2.500 spaargeld op haar spaarrekening staan, zij krijgt hierover 2,5% rente.
Bereken hoeveel rente zij krijgt op haar spaargeld.
A
€62,50
B
€1000
C
€625
D
€100

Slide 19 - Quizvraag

%
100
1
2,5
2.500
2,5
62,50

Slide 20 - Tekstslide

Siem heeft €1.750 spaargeld op zijn spaarrekening staan, hij krijgt 0,8% rente.
Bereken hoeveel rente hij krijgt op zijn spaargeld.

A
€1.400
B
€17,50
C
€14
D
€21,88

Slide 21 - Quizvraag

Siem krijgt €14 per jaar aan rente van de bank. hoeveel krijgt hij na 6 maanden?
A
€21
B
€1,17
C
€7
D
€14

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

ik vond dit een leuke manier om het hoofdstuk te herhalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll