Je kunt uitleggen wat een hoofdgedachte is en hoe je deze formuleert.
Je kan zelf een hoofdgedachte formuleren.
Slide 3 - Tekstslide
Klassencode
Zie instructie op Canvas: Tegel Nederlands > Modules > FAQ > Hoe voeg ik mijzelf toe aan de klas?
Klassencodes per groep:
SD2390A - 340398
SD2390B - 629518
SD2390C - 667542
Slide 4 - Tekstslide
Onderwerp
Elke tekst gaat over een onderwerp.
Om het onderwerp te bepalen stel je jezelf de vraag: waar gaat deze tekst over?
Het onderwerp kun je meestal al bepalen na verkennend lezen.
Het onderwerp geef je weer in één of een paar woorden, bijvoorbeeld: gadget
Slide 5 - Tekstslide
Deelonderwerp
Ook van tekstdelen kun je het onderwerp bepalen. =>Je kijkt dan hoe het onderwerp van de tekst is verdeeld in deelonderwerpen.
De schrijver van een tekst gebruikt soms tussenkopjes om de deelonderwerpen duidelijk te laten zien. => Bijvoorbeeld: Nieuwste apps, Oprolbare schermen, Zelfreinigende wc.
Slide 6 - Tekstslide
Verkennend lezen
Als je snel wilt weten wat voor soort tekst je voor je hebt, kun je de tekst verkennend lezen.
Dat betekent dat je kijkt naar de titel, de bron, eventuele tussenkopjes en afbeeldingen – en dat je de eerste en laatste alinea snel doorleest.
Zo kun je vaak al een goede inschatting maken.
Slide 7 - Tekstslide
Globaal lezen
Bij globaal lezen wil je achterhalen wat het belangrijkste van de tekst is.
Je let op de grote lijn, de hoofdzaken.
Als je een tekst globaal leest, lees je de inleiding en het slot van de tekst en de kernzin van elke alinea.
De kernzin bevat de belangrijkste informatie van een alinea. Vaak is de eerste of de laatste zin van een alinea de kernzin.
Slide 8 - Tekstslide
Gericht lezen
Gericht lezen gebruik je als je een antwoord wilt hebben op een specifieke vraag.
Je let dan extra op een bepaald woord of een specifieke naam en leest alleen die stukken van de tekst die met jouw vraag te maken hebben.
Slide 9 - Tekstslide
Intensief lezen
Intensief lezen doe je als alle informatie in de tekst belangrijk voor je is.
Je zorgt ervoor dat je de hele tekst goed begrijpt, inclusief details.
Je leest een tekst bijvoorbeeld intensief als je informatie moet onthouden om een stage-opdracht goed uit te kunnen voeren.
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdgedachte [1]
De hoofdgedachte is de kortst mogelijke samenvatting van een tekst.
Om de hoofdgedachte te bepalen stel je jezelf de vraag:
wat is het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp zegt? Het antwoord op deze vraag noteer je in één zin.
Slide 11 - Tekstslide
Hoofdgedachte [2]
De hoofdgedachte staat bijna nooit letterlijk in de tekst; je moet haar zelf bepalen en formuleren. => Daarvoor lees je de tekst globaal. Je kijkt daarbij naar de inleiding, de kernzinnen en het slot.
Ook uit de titel en de tussenkopjes kun je zulke informatie halen.
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdgedachte [3]
Een informatieve tekst heeft vaak een feitelijke hoofdgedachte. => Bijvoorbeeld: Tijdens afstudeerstages ontwerpt de helft van de studenten creatieve gadgets.
In nieuwsberichten staat de hoofdgedachte vaak in de titel (kop) of in het begin van de tekst.
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdgedachte [4]
In een betogende tekst is de hoofdgedachte de mening of het standpunt van de schrijver, meestal gevolgd door het belangrijkste argument. => Bijvoorbeeld: Gadgets veranderen je leven in positieve zin want ze maken veel dagelijkse dingen makkelijker of aangenamer.
Reclameteksten zijn ook betogende teksten.
De bedoeling is om jou als lezer te activeren: de schrijver wil dat je iets koopt.
De hoofdgedachte kan dan bijv. zijn: Koop nu deze slimme gadget en houd je conditie op topniveau!
Slide 14 - Tekstslide
Inloggen en naar de juiste pagina
Ga naar Taalblokken.nl > 'Taalblokken 4e editie Nederlands' > 'Module - Bouwstenen 3F' > Tech & innovatie | Onderwerp en hoofdgedachte > § 2.4 Luisteren > Opdracht 1 t/m 9