Beeldspraak: vergelijking
- In een
vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken.
Zowel het object als het beeld staat in de zin.
- Vaak staan er verbindingswoorden in de zin: zoals, als, is net, van een
Bijvoorbeeld:
Hij (object) ging er zo snel als een haas (beeld) vandoor.
🡪 Vergelijking: hij en de haas zijn allebei snel
Niemand wil vriendin zijn met iemand (object) die zo onaardig is als een heks (beeld).
🡪 Vergelijking: dat meisje en een heks zijn allebei onaardig
Object = dat- of diegene waar je wat over wilt zeggen (hij)
Beeld = hoe je het object omschrijft / wat je erover zegt (haas)
het beeld is het figuurlijke taalgebruik