Woordenschat - verschil tussen metafoor en metonymie

Metafoor en metonymie

Beeldspraak prikkelt en inspireert
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Metafoor en metonymie

Beeldspraak prikkelt en inspireert

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Na de les kan ik het verschil uitleggen tussen een metafoor en een metonymie.


Toets hoofdstuk 3: 22 januari

Slide 2 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?

Slide 3 - Woordweb

Waarom gebruikt men beeldspraak?

Slide 4 - Woordweb

Welke vormen van beeldspraak ken je al?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Metafoor
Er is een overeenkomst tussen het object en het beeld.

Het object wordt in zijn geheeld vervangen door het beeld.

De metafoor is eigenlijk een vergelijking, maar zonder het woordje 'als'. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld metafoor
Die hark staat tijdens het dansen op mijn tenen.

Iemand die houterig danst (= object) wordt vergeleken met een hark (= beeld). De overeenkomst is dat ze beide houterig en stijf zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Metonymie
Je gebruikt een deel van het object (= beeld) dat te maken heeft met het object.
Voordat ik start, ga ik eerst de neuzen tellen.

Hiermee wordt bedoeld dat je de mensen / leerlingen gaat tellen. Iedereen heeft een neus. Je benoemt dus een deel van het object.




Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld metonymie
Er hangt bij hem een Rembrandt aan de muur. 

De Nederlander houdt van kaas.

Geef mij nog maar een glaasje.

Bekijk de theorie op blz 88 van je boek Nieuw Nederlands.

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
In de volgende zinnen schrijf je de woorden op die de beeldspraak vormen, is het een metafoor of een metonymie en wat betekent het?

Slide 11 - Tekstslide

De docenten staken de koppen bij elkaar.

Slide 12 - Open vraag

De leraar zat tijdens het proefwerk mistig voor zich uit te kijken.

Slide 13 - Open vraag

Na afloop van de voordracht, klapte de zaal geruime tijd.

Slide 14 - Open vraag

In de Gouden Eeuw bloeide de handel in Amsterdam als nooit te voren.

Slide 15 - Open vraag

Heb je het leerdoel begrepen? Welk cijfer geef je jezelf?

Slide 16 - Open vraag

Was er iets wat je lastig vond?

Slide 17 - Open vraag

Heb je nog een vraag voor de docent?

Slide 18 - Open vraag