In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Geschiedenis W20
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Wat en hoe moet je leren voor het SE/CE
Opdrachten nakijken
Examentraining nakijken
Gimkit?
Wat willen jullie deze week nog doen?
Volgende week:
Schoolexamen W20
Slide 2 - Tekstslide
Hoe leer je voor een
eindexamen Geschiedenis?
Slide 3 - Tekstslide
Met je boek dicht!
...ok, niet helemaal,
maar we beginnen daar wel mee...
Slide 4 - Tekstslide
Wat moet je leren?
Je bent al een paar lessen bezig met het onderwerp, dus helemaal nieuw is het natuurlijk niet.
Ga voor jezelf eerst eens langs van wat je al weet van het onderwerp, met je boek dicht...
Dit kun je bijvoorbeeld doen met de volgende vragen...
Slide 5 - Tekstslide
Wat weet en ken ik eigenlijk al?
Welk onderwerp hebben we in de les besproken?
Over welke periode gaat het?
Wanneer was die periode?
Welk tijdvak?
En dat allemaal met je boek dicht! Knap hoor!
Slide 6 - Tekstslide
Ok, nu je boek erbij
Kijk eerst eens naar de titel van het hoofdstuk en de paragrafen: Waar gaat dit hoofdstuk en/of paragraaf over?
Deelvraag
Dit doe je ook voor elke titel boven een kleine tekst: Waar kan deze tekst over gaan?
Slide 7 - Tekstslide
De 4 W's
Bedenk bij elke titel en afbeelding (hoofdstuk, paragrafen, teksten) altijd vier vragen die beginnen met:
Waardoor ...
Wie ...
Wat...
Wanneer ...
Slide 8 - Tekstslide
Wat doe ik verder met de teksten in het boek?
Welke begrippen zijn vet- of cursief gedrukt, of onderstreept
Welke namen/begrippen worden vaak herhaald?
Begrijp ik alle woorden? Nee, lees nog eens door of zoek ze op
Staan er jaartallen in? En op welke manier worden die gebruikt?
Slide 9 - Tekstslide
En hoe leer ik het beste begrippen, personen en jaartallen?
Flashcards! Of studiekaarten, zoals ze in het Nederlands heten
Deze kun je op papier maken of op digitaal (Quizlet.com)
Tijdlijn/samenvatting maken (padlet of papier!!)
Slide 10 - Tekstslide
Tijdens het schoolexamen (1)
Lees eerst goed alle vragen door. Schiet niet gelijk in de stress als je de vragen ziet.
Wat wordt er gevraagd?
Wat weet ik daarvan?
Waar stond dat ook al weer in het boek? Probeer te herinneren in welke tekst het stond.
Slide 11 - Tekstslide
Tijdens het schoolexamen (2)
Eerst nadenken, dan pas schrijven: wat wordt er eigenlijk gevraagd?
Gebruik een deel van de vraag in je antwoord.
Geen cliffhangers, het is een schoolexamen geen soap.
Schrijf zo compleet mogelijk op.
Slide 12 - Tekstslide
Tijdens het schoolexamen (3)
Schrijf niet teveel redenen op als er bijv: 2 gevraagd worden. Alleen de eerste 2 worden goed gerekend.
Als er twee verschillende dingen worden gevraagd, schrijf dan ook verschillende dingen op.
Lees na het maken van alle vragen, de toets nog eens goed door.
Slide 13 - Tekstslide
Noem een verschil tussen het bestuur in het Westen en het Oostblok tijdens de Koude Oorlog
Slide 14 - Open vraag
"Mevrouwww, wat moeten we precies leren???"
Slide 15 - Tekstslide
Koude Oorlog
H1: Het begin van de Koude Oorlog
H2: een verdeeld Duitsland
H3: Conflicten tijdens Koude Oorlog
H4: Het einde van de Koude Oorlog
Ongeveer 13 vragen
Slide 16 - Tekstslide
Historisch Overzicht
Hoofdstuk 5
5.3 Internationale samenwerking
5.4 Nederland in de Koude Oorlog
Hoofdstuk 6
6.1 Een nieuw Europa
6.2 Nieuwe bedreiging voor de vrede
6.3 Europese Unie
6.4 Nederland na de Koude Oorlog
Ongeveer 10 vragen
Slide 17 - Tekstslide
De koloniale relatie tussen Indonesië en Nederland
H1: De VOC-tijd
H2: Van verlies naar winst
H3: Machtsuitbreiding en verzet
H4: Indonesië wordt onafhankelijk
Ongeveer 14 vragen
Slide 18 - Tekstslide
Even herhalen
5 vragen om te herhalen .....
Slide 19 - Tekstslide
Welke tekst hoort bij welk begrip?
Let op!: ieder begrip mag maar één keer worden gebruikt.
Let op! Er blijft één begrip over.
Er werden handelsnederzettingen op gunstig gelegen plaatsen gesticht. Die bestonden uit een fort, een haven, wat pakhuizen en woningen. Van hieruit werd handel gedreven met de inlandse bevolking.
Begin 1621 verscheen de VOC met twaalf schepen voor het grootste eiland van de Banda-eilanden. De bemanning opende het vuur en kreeg de belangrijkste vestiging van het eiland in handen. Duizenden Bandanezen vluchtten naar de bergen. Hun dorpen werden verwoest. De inwoners werden onthoofd.
De koning van het eiland gaf aan de Compagnie de verzekering dat alle peper en wilde kaneel die in zijn rijk groeiden aan de Compagnie geleverd zouden worden. Verder zou alle peper geladen worden op schepen van de Compagnie, zonder dat andere landen er iets van zouden krijgen.
factorij
monopolie
strafexpeditie
cultuurstelsel
Slide 20 - Sleepvraag
Hieronder staan enkele namen en begrippen die te maken hebben met de geschiedenis van Indonesië. Welke zijn kenmerkend voor de tijd dat de VOC actief was in Indonesië?
Sleep alleen deze namen/begrippen naar het VOC-logo.
contractarbeiders
hongitochten
J.P. Coen
cultuurprocenten
plantloon
Slide 21 - Sleepvraag
Wat veranderde er voor de Javaanse bevolking tijdens het Cultuurstelsel?
Kies telkens uit de twee mogelijkheden en sleep ze naar de juiste plek in de zin.
Er kwam landbouwgrond beschikbaar.
De koopkracht nam .
De werkdruk werd .
meer
minder
af
lager
hoger
toe
Slide 22 - Sleepvraag
Hieronder staan vijf zinnen die te maken hebben met het einde van de VOC. Geef van elke zin aan of het een oorzaak of een gevolg is van het einde van de VOC. Sleep de zinnen naar de juiste plek.
Oorzaken
Gevolgen
De VOC had grote concurrentie vanEngeland.
De VOC hield op te bestaan.
Door de vierde Nederlands-Engelse oorlog had de VOC geen inkomsten meer.
De VOC voerde een slecht financieel beleid.
De bezittingen van de VOC kwamen in handen van de Nederlandse staat.
Slide 23 - Sleepvraag
Sleep het begrip naar de juiste omschrijving.
plantloon
66 dagen gratis werken
overheidsbedrijf tijdens het cultuurstelsel
extra inkomsten voor regenten en ambtenaren
bedenker cultuurstelsel
Van den Bosch
cultuur-procenten
NHM
boeren
herendiensten
Slide 24 - Sleepvraag
Morgen
Katern Koude Oorlog bij
Doorgelezen!!
Slide 25 - Tekstslide
Aan de slag
Examentraining Koude Oorlog nakijken
Opdrachten W20 afmaken/nakijken en inleveren/laten zien