Spelling 2.8 dec 6 dec

Spelling 2.8
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 2.8

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- klassikaal: je leert de pv in de verleden tijd 3.8
- met een groepje ga ik daarna 1.8 & 2.8 herhalen: pv in de tegenwoordige tijd (want dat was nog best lastig)

Aan het einde van de les weet je hoe je pv in de verleden tijd zet 

Slide 2 - Tekstslide

allereerst.. verschil zwak en sterk werkwoord

Slide 3 - Tekstslide

Sterk werkwoord
Verandert van klank in de verleden tijd

en een zwak werkwoord dus niet

Slide 4 - Tekstslide

Wat is ook alweer de stam?

Slide 5 - Tekstslide

Stam 
is de ik-vorm 
ik loop
ik fiets
ik wandel

Slide 6 - Tekstslide

Bij een sterk werkwoord verandert de klank wanneer je het in hem in de verleden tijd zet....

De Sint komt langs
De leerling heeft een pen
Anne zwemt in zee






De Sint kwam gister langs
De leerling had een pen
Anne zwom in zee 

Slide 7 - Tekstslide

Bij een zwak werkwoord verandert de klank NIET wanneer je het in hem in de verleden tijd zet....

Ze woont in Nederland
Ik voetbal vanavond






Ze woonde in Nederlands
Ik voetbalde gisteravond 

Slide 8 - Tekstslide

Maar wat nou als zo'n zwak werkwoord al in de ik-vorm op een t of d eindigt?  dan pak je eerst de stam!
Daar zet je -te of -de achter

Ik praat door de les heen 
het huis brand af


ik praatte door de les heen 
het huis brandde af. 

bij meervoud zet je er een "n"achter

de huizen brandden af. 

Slide 9 - Tekstslide

wat is correct?
Gister (maken) Chris een toets.
A
maakte
B
maakde
C
maaktte
D
maakten

Slide 10 - Quizvraag

wat is correct?
Vanochtend (zwemmen) Jan in het zwembad
A
zwemde
B
zwemden
C
zwom
D
zwomde

Slide 11 - Quizvraag

wat is correct?
Vanochtend (kletsen) Mo tegen zijn moeder.
A
kletst
B
kletste
C
kletstte
D
kletsten

Slide 12 - Quizvraag

wat is correct?
Gister (fietsen) Jaap naar school
A
fietst
B
fietstte
C
fietste
D
footste

Slide 13 - Quizvraag

afmaken 1.8, 2.8, 3.8 
& herhaling 1.8 

Slide 14 - Tekstslide

Bij de tegenwoordige tijd (tt) komt er bij jij/hij/zij/het een t achter

Slide 15 - Tekstslide

eindigt de ik-vorm al op een t?
dan komt er geen extra t achter

ik zet     hij zet
ik let op   zij let op

Slide 16 - Tekstslide

schrijf geen t als jij  achter de pv staat

Jij plaagt het meisje. Plaag jij het meisje?
Jij vindt de weg. Vind jij de weg? 

Twijfel je? Vervang het door een ander werkwoord!

Slide 17 - Tekstslide

nog even extra oefenen met 1.8 
2.8 afmaken & starten met 3.8 

Slide 18 - Tekstslide

samenvattend.....hoe zetten we de pv in de verleden tijd?

Slide 19 - Tekstslide

2.8 is huiswerk voor volgende week! 

Slide 20 - Tekstslide