Evenwichten

B5: Chemisch evenwicht
Evenwicht reactie:
Evenwichtsvoorwaarde - Combinatie van evenwichtsconstante en concentratiebeuk; als de concentratiebreuk gelijk is aan de evenwichtsconstante is er sprake van evenwicht.
Evenwichtsconstante - Waarde (K) van de evenwichtsvoorwaarde.


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

B5: Chemisch evenwicht
Evenwicht reactie:
Evenwichtsvoorwaarde - Combinatie van evenwichtsconstante en concentratiebeuk; als de concentratiebreuk gelijk is aan de evenwichtsconstante is er sprake van evenwicht.
Evenwichtsconstante - Waarde (K) van de evenwichtsvoorwaarde.


Slide 1 - Tekstslide

Ligging van evenwicht
  • Als evenwicht zich heeft ingesteld, dan veranderen de concentraties van de stoffen niet meer. 

  • Als er méér beginstof is dan reactie-product -> dan ligt het evenwicht links.
  • Als er méér reactieproduct is dan beginstof -> dan ligt het evenwicht rechts.

Slide 2 - Tekstslide

Ligging van het evenwicht


Teller = reactieproductenqr
Noemer = beginstoffenmn
Als K >>1: teller groot => evenwicht rechts
Als K<<1: noemer groot => evenwicht rechts

Slide 3 - Tekstslide

verdelingsevenwicht
Bijvoorbeeld:
beginsituatie
evenwichtssituatie

Slide 4 - Tekstslide

Om na een verstoring weer een nieuw evenwicht te krijgen, ...
A
... moet de waarde van K gelijk worden aan de waarde van de concentratiebreuk
B
... moet de waarde van de concentratiebreuk gelijk worden aan de waarde van K

Slide 5 - Quizvraag



Van het bovenstaande evenwicht is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante van dit evenwicht.
2 H2 (g)+O2 (g)2 H2O (g)
A
0,16
B
0,32
C
3,1
D
6,2

Slide 6 - Quizvraag

We beschouwen een chemisch evenwicht tussen 4 stoffen in de gasfase. De reactie gebeurt bij constante temperatuur en in een gesloten vat.
4 NH3 (g) + 5 O2 (g) ⇌ 4 NO (g) + 6 H2O (g)
Men voegt via een spuit 1 mol O2 toe, wat is dan het resultaat van deze toevoeging?
A
De evenwichtsconstante K zal stijgen
B
De toevoeging heeft geen invloed op het chemisch evenwicht
C
De evenwichtsconstante K zal dalen.
D
De hoeveelheid H2O zal vermeerderen.

Slide 7 - Quizvraag

Gegeven is de reactie 2A + 1B ⇌ 1C
Dit zijn gassen en bevinden zich in een gesloten recipiënt. Het volume wordt verdubbeld aan constante temperatuur.

Wat gebeurt er met het evenwicht?
A
Evenwichtsconstante verandert
B
Aantal mol C stijgt
C
Concentratie C stijgt
D
Aantal mol B stijgt

Slide 8 - Quizvraag

Een mengsel van drie gassen bevindt zich in evenwicht in een cilindervormig vat voorzien van een zuiger.
Gegeven is de volgende reactievergelijking met evenwichtsconstante K.
2 NO (g) + Cl2 (g) ⇌ 2 NOCl (g)

Wat gebeurt er met het evenwicht wanneer het volume verdubbeld wordt?
A
K stijgt en de reactie verschuift naar rechts
B
K daalt en de reactie verschuift naar links
C
K blijft gelijk & reactie verschuift naar links
D
K blijft gelijk & reactie verschuift naar rechts

Slide 9 - Quizvraag

Welke stelling over een katalysator bij een evenwichtsreactie is waar?
A
De katalysator verschuift het evenwicht naar rechts.
B
De katalysator verkort de insteltijd van het evenwicht.
C
De katalysator verandert de evenwichtsconstante.
D
De katalysator versnelt de reactie naar rechts.

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt met de waarde van de concentratiebreuk Q ?
Er wordt extra stikstof ingebracht.
A
Er zal niets gebeuren met de waarde van Q.
B
De waarde van Q stijgt, want [N2] stijgt.
C
De waarde van Q daalt want [N2] stijgt
D
De waarde van Q daalt tot geldt Q = K

Slide 11 - Quizvraag

Geef de concentratiebreuk van dit evenwicht. 2 H2O <=> 2 H2 + O2
A
K = Qc = (2H2 + O2)/H2O
B
K = Qc
C
K = Qc = ([H2]^2 + [O2])/[H2O]^2
D
K = Qc = [H2]^2 * [O2]/[H2O]^2

Slide 12 - Quizvraag

Geef de concentratiebreuk van dit evenwicht. 2 H2O ⇌ 2 H2 + O2
A
K = (2 H2 + O2)/H2O
B
K = [H2]^2 * [O2]/[H2O]^2
C
K = ([H2]^2 + [O2])/[H2O]^2
D
K = ([H2] * [O2])/[H2O]

Slide 13 - Quizvraag

Geef de concentratiebreuk van dit evenwicht. 2 H2O <=> 2 H2 + O2
A
Qc = (2H2 + O2)/H2O
B
Qc = [H2]^2 * [O2]/[H2O]^2
C
Qc = ([H2]^2 + [O2])/[H2O]^2
D
Qc = ([H2] * [O2])/[H2O]

Slide 14 - Quizvraag

Ligging evenwicht
Ligging evenwicht = grootte van evenwichtsconstante (K)

K >>1 = sterk rechts
K <<1 = sterk links
K=[A]m[B]n[C]q[D]r

Slide 15 - Tekstslide

Oplosevenwicht
Slechte/matige oplosbare stoffen
vertonen ook een dynamisch 
evenwicht.

bijv. het slecht oplosbare zout calciumfosfaat:


                                            Zie dat de vaste stof niet in de 
                                            evenwichtsvoorwaarde voorkomt!

Slide 16 - Tekstslide