Het Skelet les 2,3 en 4

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ANFYMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
- De student kan de Nederlandse en Latijnse benamingen van het skelet benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de functies van het skelet?

Slide 3 - Open vraag


Uit hoeveel botten bestaat het skelet?
A
106
B
206
C
176
D
236

Slide 4 - Quizvraag

Het skelet bestaat uit 206 botten.
............. is een functie van het skelet
A
Het geven van steun en vorm
B
Opslag van mineralen en energie
C
Productie van bloedcellen
D
Geven van steun en vorm + opslag van mineralen en energie + productie van bloedcellen

Slide 5 - Quizvraag

Botten hebben voedingstoffen nodig?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welke botcellen zijn verantwoordelijk voor de botopbouw?
A
Osteoclast
B
Osteblasten
C
Osteocyten

Slide 7 - Quizvraag

Welke botcellen zijn verantwoordelijk voor de botafbraak?
A
Osteocyten
B
Osteblasten
C
Osteoclasten

Slide 8 - Quizvraag

Periost is een synoniem voor?
A
Kraakbeen
B
Bot
C
Beenmerg
D
Beenvlies

Slide 9 - Quizvraag

Epyfisen = schacht
Diafyse = Uiteinden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welke soorten beenderen onderscheiden we?
A
Pijpbeenderen, platte beenderen, korte beenderen,
B
Pijpbeenderen, platte beenderen, holle beenderen,

Slide 11 - Quizvraag

Een mens heeft drie soorten kraakbeen. Welke is dit?
A
Hyalien, trekvast en vezelig kraakbeen
B
Hyalien, elastisch en vezelig kraakbeen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van kraakbeen?

Slide 13 - Open vraag

Er zijn verschillende soorten botten. Welke botten zijn onbeweegbaar?
A
Vingerkootjes
B
Schedek

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor soort gewricht
is nummer 1?
A
Zadelgewricht
B
Rolgewricht
C
Schraniergewricht
D
Kogelgewricht

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort
gewricht is nummer
4 ?
A
Zadelgewricht
B
Rolgewricht
C
Scharniergewricht
D
Kogelgewricht

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn extremiteiten?

Slide 17 - Open vraag

Synoniem van Neurocranium
A
Aangezichtsschedel
B
Evenwichtsorgaan
C
Hersenschedel

Slide 18 - Quizvraag

Os frontale 
Ossa partietalia
Os occipitale
Voorhoofdsbeen
Wandbeenderen
Achterhoofdsbeenderen

Slide 19 - Sleepvraag

Wervelkolom bestaat uit
A
30 wervels
B
31 wervels
C
32 wervels
D
33 wervels

Slide 20 - Quizvraag

Cervicale wervels staan voor
A
Halswervels
B
Lendenwervels

Slide 21 - Quizvraag

Thoracaal staat voor
A
Lendenwervels
B
Borstwervels

Slide 22 - Quizvraag

Synoniem voor wervellichaam
A
Arcus vertebrae
B
Corpus vertebrae
C
prosessus
D
Prosessus spinosus

Slide 23 - Quizvraag

Krommingen van de wervelkolom heeft een dubbele s-vorm. Lordose staat voor:
A
Kromming naar voren, richting neus
B
Kromming naar achteren, richting de billen

Slide 24 - Quizvraag

De halswervels
Atlas = Houdt het hoofd rechtop
Axis= draaier (roteren van het hoofd)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Synoniem van os sacrum
A
Bekken
B
Staartbeen
C
Heiligbeen
D
Stuitje

Slide 26 - Quizvraag

Veel geleerd vandaag?

Slide 27 - Tekstslide