Frans extra - examenidioom 13 & 14

Extra oefeningen
Examenidioom 13 & 14
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Extra oefeningen
Examenidioom 13 & 14

Slide 1 - Tekstslide

Examenidioom 13
Frans-Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

Zoek alle hele werkwoorden in examenidioom 13 (F-N) en schrijf deze hier op.

Slide 3 - Open vraag

Wat is geen juiste vervoeging van 'contracter' in de présent?
A
je contracte
B
tu contractes
C
nous contractez
D
ils contractent

Slide 4 - Quizvraag

nous contractez klopt hier niet, wel juist is:
vous contractez
nous contractons

Slide 5 - Tekstslide

Is deze zin correct of incorrect?
Matthieu a attraper la grippe lors de ses vacances au ski.
A
correct
B
incorrect

Slide 6 - Quizvraag

Matthieu a attraper la grippe 
lors de ses vacances au ski. 
De zin is incorrect, de vervoeging van het werkwoord klopt namelijk niet. In de passé composé vervoeg je het hulpwerkwoord én het gezegde. 
Correcte zin: Matthieu a attrapé la grippe 
lors de ses vacances au ski. 

Slide 7 - Tekstslide

Is deze zin correct of incorrect?
Les médicaments soulagent immédiatement les maux de tête.
A
correct
B
incorrect

Slide 8 - Quizvraag

Les médicaments soulagent immédiatement 
les maux de tête.
De zin is correct, de vervoeging van het werkwoord klopt en de accords (mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud) ook.  

Slide 9 - Tekstslide

Sa santé ... très vite maintenant.
A
admettre
B
crache
C
se dégrade
D
se suicider

Slide 10 - Quizvraag

Il faut ... qu'il ne vivra plus longtemps.
A
admettre
B
contracter
C
succomber
D
se suicider

Slide 11 - Quizvraag

Il a ... cette maladie en vacances.
A
admettre
B
contracter
C
succomber
D
attrapé

Slide 12 - Quizvraag

J'ai pitié de lui, il ... du sang tout le temps
A
admettre
B
attrapé
C
crache
D
succombe

Slide 13 - Quizvraag

Il va ... au terme d'une courte maladie.
A
admettre
B
succomber
C
crache
D
succombe

Slide 14 - Quizvraag

Examenidioom 13
Nederlands-Frans

Slide 15 - Tekstslide

As-tu la (koorts)?

Slide 16 - Open vraag

Je vais chez (de tandarts).

Slide 17 - Open vraag

Je suis (een beetje ziek).

Slide 18 - Open vraag

Mais je ne dois pas (het bed houden).

Slide 19 - Open vraag

Examenidioom 14
Frans - Nederlands

Slide 20 - Tekstslide

Zoek in examenidioom 14 (Frans - Nederlands) alle mannelijke woorden.

Slide 21 - Open vraag

Un écologiste en une écologiste zijn beiden juiste Franse woorden. Wat is het verschil?

Slide 22 - Open vraag

Je pense qu'il faut ... cette catastrophe à des pluies tropicales.
A
attribuer
B
déclencher
C
ravagé
D
réduire

Slide 23 - Quizvraag

En effet, il ne ... pleuvoir.
A
déclencher
B
cesse de
C
ravagé
D
réduire

Slide 24 - Quizvraag

Et la situation ... encore.
A
déclencher
B
réduire
C
empire
D
polluant

Slide 25 - Quizvraag

Les inondations ont ... toute cette région.
A
ravagé
B
réduire
C
empire
D
polluant

Slide 26 - Quizvraag

On essaie de ... les dégats.
A
ravagé
B
réduire
C
empire
D
polluant

Slide 27 - Quizvraag

Examenidioom 14
Nederlands - Frans 

Slide 28 - Tekstslide

Tu es arrivé trop (laat).

Slide 29 - Open vraag

Tu aimes (de stilte) ici?

Slide 30 - Open vraag

Non, il n'y a jamais de (lawaai) ici.

Slide 31 - Open vraag

Tu as lu le panneau "(Pas op met vuur)!"?

Slide 32 - Open vraag