H1.1 Woordenschat

Welkom
De drie wonderlijkste woorden

Wanneer ik het woord Toekomst uitspreek,
vertrekt de eerste lettergreep al naar het verleden.

Wanneer ik het woord Stilte uitspreek,
vernietig ik haar.

Wanneer ik het woord Niet uitspreek,
schep ik iets dat in geen enkel niet-bestaan past.

          
                                                 (Wislawa Szymborska)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
De drie wonderlijkste woorden

Wanneer ik het woord Toekomst uitspreek,
vertrekt de eerste lettergreep al naar het verleden.

Wanneer ik het woord Stilte uitspreek,
vernietig ik haar.

Wanneer ik het woord Niet uitspreek,
schep ik iets dat in geen enkel niet-bestaan past.

          
                                                 (Wislawa Szymborska)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • 15 minuten lezen
  • Doelen van deze week
  • Uitleg H1 Woordenschat: repetitio en enumeratio
  • Aan de slag!
  • Volgende week so woordenlijst H1 en H2 (63 woorden)

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
  • - Je kunt de stijlfiguren repetitio en enumeratio herkennen, begrijpen en zelf toepassen.

Slide 4 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • retorische middelen (retorica = leer van de welsprekendheid: zo mooi mogelijk spreken).
  • Je kent al beeldspraak (vergelijking, personificatie, metafoor), uitdrukkingen met rijm en met woordparen 

Slide 5 - Tekstslide

Even opfrissen....Vormen van beeldspraak/stijlfiguren

- vergelijking

- metafoor

- personificatie

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.

Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld.
vb. zo....als, lijkt wel, is net...








Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft


Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Slide 8 - Tekstslide

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden metafoor

Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.


Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is.

Waar het precies een troep is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 10 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie geef je een
menselijke eigenschap aan
iets dat geen mens is.


Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden personificatie

Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.

Bomen kunnen niet fluisteren, dat is een menselijke eigenschap.


Soms lacht de toekomst je toe.

De toekomst kan niet lachen. Lachen is een menselijke eigenschap.



De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.




Soms
lacht de toekomst je toe.



De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren/ repetitio
repetitio (herhaling)

"Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen."

“Je hebt mensen en je hebt mensen.”

Uur na uur gebeurde er niets.”
 

Slide 13 - Tekstslide

Stijlfiguren/opsommingen
Enumeratio (opsomming)
Merel houdt van aardbeien, kersen, frambozen en bessen, kotom: van fruit.
Opsomming in drieën (drie woorden, zinsdelen of zinnen)
Ze verlangen naar vrede, vrijheid en geluk
Drieslag (vaste combinatie van een opsomming in drieën)
Ik kwam, zag en overwon (citaat van Julias Ceasar).


Slide 14 - Tekstslide

Stijlfiguur
Climax
Je bent de liefste van het land, van Europa, van de wereld.

Omgekeerde climax
In de dagbladen liepen de meningen over de film uiteen van subliem, geweldig, wel aardig tot matig, stomvervelend.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Werk in tweetallen en maak opdracht 1 en 2 (blz. 26-27) in je schrift.
Klaar? Begin aan je huiswerk, ga lezen, werk aan je boekopdracht, ga aan de slag op www.gespeld.nl, leer de woorden van de woordenlijst (H1 en H2)

Maak opdracht 5 en 6 (blz. 28-29) in je schrift

Slide 16 - Tekstslide

De les in één zin!

Slide 17 - Tekstslide

Tot morgen!
  • Zijn er nog vragen?
  • Zorg dat je je spullen op orde hebt! Leesboek mee! 

Slide 18 - Tekstslide