Les 6 Je mening vormen

Les 6
Je mening vormen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 6
Je mening vormen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
▸ Kun je uitleggen dat de informatie die je online ziet, op jou wordt afgestemd.
▸ Heb je geoefend met het herkennen van jouw oordelen, meningen en aannames.
▸ Heb je geoefend met het uitstellen van een oordeel.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Vraag: wat is een meer ‘algemene term’ voor de fabeltjesfuik waar Arjen Lubach het over heeft?

De fabeltjesfuik is een filterbubbel: Wanneer zoekgegevens op internet worden bijgehouden, kun je na verloop van tijd in kaart brengen wat iemands interesses zijn. En vervolgens voorspellen wat diegene waarschijnlijk wel/niet zoekt. Zo werkt de filterbubbel.

Bespreek:
• Wat is het voordeel en wat een nadeel van deze algoritmes.
• Hoe zou jij ervoor kunnen zorgen dat je andere informatie krijgt? 
Een verhaal, twee kanten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Algoritmische
feed
Feeds op sociale media zijn heel persoonlijk doordat alles wordt bijgehouden. Je belandt in een 'filterbubbel', waardoor je eenzijdige info binnenkrijgt.

Slide 6 - Tekstslide

Filter
Als je websites gebruikt, wordt er veel informatie over je verzameld. Die informatie wordt vastgelegd in cookies. Deze zorgen ervoor dat wat je te zien krijgt, aansluit bij jouw smaak en voorkeuren. Je krijgt dus advertenties te zien bij jouw eerdere zoekacties. Heb je bijvoorbeeld gezocht naar nieuwe schoenen? Dan krijg je daarna vaak advertenties of posts van verschillende schoenenmerken te zien.

Deze filterbubbel zorgt ervoor dat je veel dingen niet meer te zien krijgt, omdat die dingen (bijvoorbeeld) volgens Google of Facebook niet bij jou passen of je niet interesseren. Zo kan je wereldbeeld ongemerkt kleiner en eenzijdiger worden.
Framing

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is
framing?

Framing is het beïnvloeden van mensen
met het gebruik van woorden of beelden.

In de politiek, de journalistiek en de reclame wordt veel gebruikgemaakt van framing.

Slide 8 - Tekstslide

Framing is de manier waarop iets wordt gepresenteerd, zodat mensen er op een bepaalde manier naar kijken of over denken. Het draait om het kiezen van woorden, beelden of informatie die de aandacht richten op een specifiek aspect van een onderwerp, en zo de mening of houding van mensen beïnvloeden.

Bijvoorbeeld, als je zegt: "De belasting gaat omhoog," klinkt dat negatiever dan wanneer je zou zeggen: "De overheid investeert meer in zorg en onderwijs." Beide zinnen kunnen hetzelfde betekenen, maar de manier waarop je het zegt (de 'frame') beïnvloedt hoe mensen het begrijpen en erop reageren.

Dus, framing is een soort "kader" dat helpt bepalen hoe mensen iets zien of voelen over een situatie of onderwerp.
Hoe word jij in het dagelijkse leven geframed? Geef een voorbeeld.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bewuste en onbewuste beïnvloeding

Slide 10 - Tekstslide

Antwoordmodel
Opdracht 16 – Oordelen (bladzijde 24)

- Eigen antwoord. Student bekijkt een foto en schrijft in drie woorden op wat hij/zij ziet en wat zijn/haar eerste indruk is.
- Eigen antwoord. Studenten vergelijken hun antwoorden met elkaar en bespreken welk oordeel zij hebben over de persoon. Ze bespreken ook waarom zij dingen anders zien.
- Studenten bespreken de foto op het digibord – van dezelfde persoon in een andere situatie – en bespreken klassikaal wat hun eerste indruk nu is.

---

Oordelen, meningen en aannames
Wanneer je oordeelt, trek je snel een conclusie over iemand. Bijvoorbeeld als iemand onderuitgezakt zit, is hij niet geïnteresseerd. Je doet dan een aanname dat deze persoon ongeïnteresseerd is. Het hebben van een oordeel is niet raar of verkeerd. Maar je moet je er wel van bewust zijn dat je dit oordeel of deze aanname hebt. Ook heb je niet alle informatie. Deze persoon kan bijvoorbeeld erg moe zijn of rugpijn hebben. Om meer open te kijken stel je jezelf de vragen: wat weet ik? Wat weet ik niet? Wat moet ik weten?
Hoe kan kritisch kijken jou helpen in je beroep?
Waarom is een open blik belangrijk?

Slide 11 - Tekstslide

Antwoordmodel
Opdracht 16 – Oordelen (bladzijde 24)
- Eigen antwoord. Student bekijkt een foto en schrijft in drie woorden op wat hij/zij ziet en wat zijn/haar eerste indruk is.
- Eigen antwoord. Studenten vergelijken hun antwoorden met elkaar en bespreken welk oordeel zij hebben over de persoon. Ze bespreken ook waarom zij dingen anders zien.
- Studenten bespreken de foto op het digibord – van dezelfde persoon in een andere situatie – en bespreken klassikaal wat hun eerste indruk nu is.
Vragen
 7. Schrijf op wat je eerste indruk van deze foto is.
8. Wat is er veranderd? En waarom?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kritisch
kijken

Kritisch denken gaat hand in hand samen met kritisch kijken. Kijk verder dan je eigen bubbel, zodat je ook anderen leert begrijpen.

Slide 13 - Tekstslide

Vertel: Doordat informatie op jou wordt afgestemd en je wordt beïnvloed is het belangrijk dat je kritisch denkt en kijkt. 

Kritisch kijken is een belangrijke vaardigheid in je werk, in de maatschappij en voor je persoonlijke ontwikkeling.

Hoe kijk je kritisch?
- Niet zomaar iets roepen, maar je verdiepen in het onderwerp.
- Stel jezelf de vragen: wat weet ik? Wat weet ik niet? Wat moet ik weten?
Hoe vaak denk je kritisch na
over wat je online ziet?
Altijd
Vaak
Soms
Zelden
Nooit

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen
1. Schrijf in drie woorden op wat je ziet.
2. Wat is je eerste indruk?
3. Bespreek met een medestudent.
Hebben jullie dezelfde indruk?
4. Welk oordeel heb je over deze persoon?
5. Welk oordeel heeft jouw medestudent?
6. Waarom zie jij de dingen anders dan een ander, denk je?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Werk in tweetallen. Bekijk de foto hiernaast. Schrijf er een bericht bij. Geef het bericht ook een titel. De ene helft van de groepjes schrijft het bericht zo dat de agenten positief in het nieuws komen. De andere helft zorgt er juist voor dat de agenten negatief in het nieuws komen.

Slide 18 - Tekstslide

Antwoordmodel
Opdracht 15 – Filterbubbel (bladzijde 23)
- Eigen antwoord. Student legt in zijn/haar woorden uit wat ‘filterbubbel’ betekent. Bijvoorbeeld: Een algoritme op basis van je zoekgeschiedenis en voorkeuren, waardoor je niet meer alle informatie ziet, maar slechts wat op jou is afgestemd.
- Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: doordat op de pagina met ‘aanbevolen’ vooral dingen staan die lijken op accounts of hashtags die je nu al volgt.
- Eigen antwoord. Student leest tips voor het verbreken van een filterbubbel. Hij/zij denkt na over het gebruik van deze tips.

Opdracht 16 – Oordelen (bladzijde 24)
- Eigen antwoord. Student bekijkt een foto en schrijft in drie woorden op wat hij/zij ziet en wat zijn/haar eerste indruk is.
- Eigen antwoord. Studenten vergelijken hun antwoorden met elkaar en bespreken welk oordeel zij hebben over de persoon. Ze bespreken ook waarom zij dingen anders zien.
- Studenten bespreken de foto op het digibord – van dezelfde persoon in een andere situatie – en bespreken klassikaal wat hun eerste indruk nu is.

Opdracht 17 – Context en geheel (bladzijde 25)
- Eigen antwoord. Student bekijkt een Twitter bericht en geeft zijn/haar mening hierover.
- Pas wanneer je alle informatie hebt, kun je een compleet beeld vormen van een situatie. Dan pas kun je een concreet oordeel vormen.
- Wanneer je niet alle informatie hebt, vorm je een beeld dat incompleet is. De kans op misverstanden is dan groot.

Opdracht 18 – Framing (bladzijde 25)
Eigen antwoorden. Student schrijft een nieuwsbericht bij een foto vanuit een bepaald ‘frame’. Daarna vergelijkt hij/zij het bericht met dat van andere studenten, noteert en verklaart verschillen en reflecteert op wat hij/zij geleerd heeft. 
Vergelijk
Welk bericht is het meest geloofwaardig?
Waarom?
Wat zijn de verschillen tussen de berichten? Noem twee voorbeelden.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hebben wij de lesdoelen behaald? Leg uit hoe en waarom?
Tot de volgende les!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies