zinnen maken 1

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Doel van deze les.

-Ik weet de goede volgorde van de zin.

-Ik kan zelf een zin schrijven.

Hoe maak je een zin?

1 Op de eerste plaats komt wie/wat

bijvoorbeeld: Jij of ik of de juf of de hond of de auto

Hoe maak je een zin?

2 Op de tweede plaats komt het doe-woord of het werkwoord.

lopen of zitten of staan of eten of rijden

welke doe-woorden of werkwoorden ken je al?

Hoe maak je een zin?

3 Op de derde plaats komt de rest van de zin.

 in de regen of op de stoel of voor het bord 

of uit zijn bak of op de weg

Jij loopt in de regen.

Jij	loopt	in de regen
1	2	3
wie/wat	doe-, of werkwoord	de rest

op de stoel.

Ik

zit

1

2

3

in zijn hok.

De hond

zit

1

2

3

op de weg.

De auto

rijdt

1

2

3

Welke zin is goed?

1. Ik buiten loop.
2. Loop buiten ik.
3. Ik loop buiten.

Schrijf een zin
bij de foto.

Schrijf een zin
bij de foto.

Schrijf een zin
bij de foto.

Schrijf een zin
bij de foto.

Ik vind deze les:

😒🙁😐🙂😃