Quiz H1

Hoofdstuk 1
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

De verdeling van de vragen
28 meerkeuzevragen 
7 vragen over paragraaf 1.1
6 vragen over paragraaf 1.2
9 vragen over paragraaf 1.3
6 vragen over paragraaf 1.4

Slide 2 - Tekstslide

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften.
B
de luxe behoeften.

Slide 3 - Quizvraag

Welke is een primaire behoefte?
A
brood
B
smartphone
C
auto
D
vakantie

Slide 4 - Quizvraag

Harry wil al heel lang een boot besturen. Dat gaat hij nu ook doen. Dit is een...
A
Primaire behoefte
B
Secundaire behoefte

Slide 5 - Quizvraag

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren

Slide 6 - Quizvraag

Schaarste is als middelen zoals (tijd en geld) niet oneindig/onbeperkt zijn:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn vrije goederen?
A
Zeewater, zonlicht, wind
B
Brood, melk, boter
C
Ipad, Iphone, Macbook

Slide 8 - Quizvraag

Vragen paragraaf 1.2

Hoe word jij beinvloed?
6 vragen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen commerciële reclame?
A
Merkreclame
B
Informatieve reclame
C
Ideële reclame
D
Sluikreclame

Slide 10 - Quizvraag

Wat is marketing?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een Engels woord voor winkel.

Slide 11 - Quizvraag

Om welke P van marketing gaat het? Er zijn veel concurrenten in een stadswinkelcentrum.
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Promotie

Slide 12 - Quizvraag

Je vader of moeder zegt tegen je: Ik heb een hele leuke broek voor je gezien, die moet je echt kopen! Dit noemen we;
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
C
Maatschappelijke beïnvloeding
D
Ouderlijke beïnvloeding

Slide 13 - Quizvraag

Je ziet in een folder een advertentie staan 'NU 2 VOOR DE PRIJS VAN 1'.
Dit noemen we
A
Sociale beïnvloeding
B
Culturele beïnvloeding
C
Reclame
D
Commerciële beïnvloeding

Slide 14 - Quizvraag

Veel bedrijven hebben een speciale belangstelling voor jonge consumenten.
Welke uitspraak is juist?
A
Jongeren kopen meer dan volwassen consumenten
B
Jongeren zijn de volwassen consumenten van de toekomst
C
Jongeren hebben geen invloed op de aankopen van hun ouders

Slide 15 - Quizvraag

De marketingmix (de 6 p's)
Hoe krijg je aandacht voor het product?
Welke producten worden verkocht?
Hoe worden producten gepresenteerd?

Wat voor mensen werken er?

Welke prijs krijgt het product?

Waar is het te koop?

Prijsbeleid
presentatiebeleid
productbeleid
personeelsbeleid
plaatsbeleid
promotiebeleid

Slide 16 - Sleepvraag

Vragen paragraaf 1.3
  
Budgetteren moet je leren
9 vragen

Slide 17 - Tekstslide

Welke soorten uitgaven zijn er?
A
Vaste lasten
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 18 - Quizvraag

Bij wie kun je terecht voor informatie en tips over budgetteren?
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
De bank
D
Het Nibud

Slide 19 - Quizvraag

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren

Slide 20 - Quizvraag

loon is een voorbeeld van...
A
overdrachtsinkomen
B
inkomen uit bezit
C
inkomen in natura
D
inkomen uit arbeid

Slide 21 - Quizvraag

Huur is een voorbeeld van ....
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen

Slide 22 - Quizvraag

Bij welke inkomensvorm is er geen sprake van een tegenprestatie?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 24 - Quizvraag

Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ..
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.

Slide 25 - Quizvraag

Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven

Slide 26 - Quizvraag

3 Soorten Uitgaven
Vaste Lasten
Huishoudelijke Uitgaven
Incidentele Uitgaven

Slide 27 - Sleepvraag

vragen paragraaf 1.4

Alles wordt duurder
6 vragen

Slide 28 - Tekstslide

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 31 - Quizvraag

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
100%
B
1
C
100

Slide 32 - Quizvraag

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 33 - Quizvraag

Jaaaa! Klaar met de quiz!

Slide 34 - Tekstslide