4.1.3 De val van het West-Romeinse Rijk

Paragraaf 4.1 - De stad
Tekst 4.1.3 'De val van het West-Romeinse Rijk'
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.1 - De stad
Tekst 4.1.3 'De val van het West-Romeinse Rijk'

Slide 1 - Tekstslide

4.1.3 De val van het West-Romeinse Rijk
Vanaf de vierde eeuw ging het bergafwaarts met het grote Romeinse Rijk. Het Romeinse Rijk bleek te groot om bestuurd te worden door één keizer. Aan het einde van de vierde eeuw werd het Romeinse Rijk opgesplitst in het Oost-Romeinse Rijk en het West-Romeinse Rijk. Beide delen hadden een eigen hoofdstad en werden bestuurd door een eigen keizer.
Steeds vaker vielen Germaanse volken het Romeinse Rijk binnen. Deze volken hadden het voorzien op grote steden zoals Rome. De hoofdstad van het West-Romeinse Rijk telde ooit meer dan een miljoen inwoners. Er waren veel voorzieningen en er werd veel gehandeld. Producten werden in de steden geruild voor geld. Maar door de invallen besloten veel stadsbewoners om te verhuizen naar het platteland. Daar was het veiliger en konden mensen hun eigen eten verbouwen. De mensen op het platteland waren zelfvoorzienend. De Romeinse steden raakten in verval en de bevolking nam af. In het jaar 476 werd de laatste West-Romeinse keizer verjaagd en viel het West-Romeinse Rijk. Wegen werden niet meer onderhouden en daardoor onbegaanbaar. Reizen werd steeds lastiger en de handel nam af. Geld was eigenlijk niet meer nodig. In plaats daarvan ontstond lokale ruilhandel. De focus lag niet langer in de stad, maar op het platteland. De middeleeuwen waren begonnen!

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij allemaal over de middeleeuwen?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Tijdlijn

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Wat is een kenmerk van de Middeleeuwen?
A
Ridders en kastelen
B
Telefoons en computers
C
Hieroglyfen en mummies
D
Slaven en schepen

Slide 7 - Quizvraag

Wie betaalden belasting in de middeleeuwen?
A
Niemand
B
Geestelijken
C
Edelen
D
Burgers

Slide 8 - Quizvraag

Hoe machtig was de kerk in de middeleeuwen?
Ik denk heel erg machtig
Ik denk gemiddeld
Ik denk dat de kerk geen macht had

Slide 9 - Poll

Slide 10 - Video

In welke twee delen werd het Romeinse Rijk opgesplitst?
A
Westen en Oosten
B
Noorden en zuiden

Slide 11 - Quizvraag

De mensen die op het platteland gingen wonen waren zelfvoorzienend.
Welke van de onderstaande zinnen past daar het best bij?
A
'Ik verbouw mijn eigen eten, maar mijn schoenen koop ik in de stad.'
B
'Ik verbouw mijn eigen eten, maak mijn eigen gereedschap en maak mijn eigen kleding.'
C
'Ik koop mijn eten bij mijn buurman. Ik betaal hem met geld. De rest wat ik nodig heb maak ik allemaal zelf.'
D
'Ik maak kleding. Dit ruil ik tegen voedsel bij de boer.'

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg: Ruilhandel
Als we dingen met elkaar ruilen, noemen we dat ruilhandel.
Je ruilt bijvoorbeeld een appel voor een ei.

Er zijn twee soorten ruilhandel:
Directe ruil= het ruilen van producten tegen andere producten.
Indirecte ruil=het ruilen van producten tegen geld.


Slide 13 - Tekstslide

Hoe heet handel waarbij geen geld wordt gebruikt?
A
Sparen
B
Ruilhandel
C
Rente
D
Budgethandel

Slide 14 - Quizvraag

Ruilhandel is:
A
Handel waarbij het ene product zal worden geruild met een ander product.
B
Het uitwisselen van goederen tegen betaling
C
De balans tussen import en export.
D
Het beïnvloeden van de cultuur en economie tussen verschillende landen door internationale handel.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is ruilhandel?
A
Het ruilen van producten tegen geld
B
Het ruilen van producten tegen producten

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Wat is een gilde?
A
Mensen met hetzelfde geloof.
B
Mensen met dezelfde kleding.
C
Mensen die vroeger samen gingen sporten.
D
Een groep mensen met hetzelfde beroep.

Slide 18 - Quizvraag

Ambacht of geen ambacht?

Marktkoopman
A
Ambacht
B
Geen ambacht

Slide 19 - Quizvraag

Ambacht of geen ambacht?

Bakker
A
Ambacht
B
Geen ambacht

Slide 20 - Quizvraag

Door specialisatie ontstonden beroepen, oftewel ambachten. Wat is geen ambacht?
A
Schoenenmaker
B
Boer
C
Bakker
D
Handelaar

Slide 21 - Quizvraag

Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Bekijk de vijf plaatjes. Op welke plaatjes zie je ambachten. Er zijn 3 ambachten. 
Ambacht
Geen ambacht

Slide 23 - Sleepvraag

Wat is de Hanze?
A
Samenwerking tussen handelssteden.
B
Een middeleeuwse stad
C
Samenwerking tussen heren.
D
Vaarroute

Slide 24 - Quizvraag

De Hanze is...
timer
0:30
A
Een groep plunderende Vikings.
B
Een Duits broodje
C
Een app van Microsoft.
D
Een groep handelaren die samenwerken.

Slide 25 - Quizvraag

Wat weet nu over de middeleeuwen?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Video

Maken: 4.1.3 en 4.2.1

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: Sleep de kenmerken naar de juiste periode
De Oudheid
De Middeleeuwen
Tijdvak 4
Tijdvak 3
Grieken en Romeinen
Tijdvak 2
Grote miljoenensteden
Mensen wonen op het platteland
Monniken en ridders
Steden en staten

Slide 29 - Sleepvraag