3 havo keuze uur 2.2

2.2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De paragraaf heet 'De Grondwet van 1848'. Wat is een grondwet?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een grondwet?
  • Belangrijkste wet waarin staat hoe een land geregeerd wordt en wat de grondrechten van de burgers zijn.

  • Grondrechten:
  • Vrijheid van meningsuiting
  • Vrijheid van godsdienst
  • Vrijheid van vereniging

Slide 4 - Tekstslide

Artikel 1 uit de grondwet
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Slide 5 - Tekstslide

In 1848 werd de grondwet herschreven. Door wie?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem II
C
Tweede Kamerlid J.R. Thorbecke
D
Minister-president Schimmelpenninck

Slide 6 - Quizvraag

Johan Rudolph Thorbecke, 1798-1872

Slide 7 - Tekstslide

Wie had er vóór 1848 de meeste politieke macht in Nederland?
A
De ministers
B
Het volk
C
Eerste en Tweede Kamer
D
De koning

Slide 8 - Quizvraag

De situatie vóór 1848
  • Koning Willem I en Willem II hadden in de praktijk de meeste politieke macht.

  • Er was een volksvertegenwoordiging (Eerste en Tweede Kamer), maar de koning had vaak het laatste woord.

Afbeelding links: koning Willem II



Slide 9 - Tekstslide

Conservatieven rond 1848

  • Politieke besluitvorming was een zaak van de koning.
  • De elite (wat of wie zijn dat?) moest de koning hierin ondersteunen.
  • Tegen een te grote invloed op het bestuur van het volk (zij zijn onwetend en arm).
Liberalen rond 1848

  • De macht van de koning beperken.
  • Het volk moet meer vrijheden krijgen.
  • Het volk moet een grote invloed krijgen op het bestuur.
  • Een nieuwe grondwet?

Slide 10 - Tekstslide

Waarom werd de grondwet in 1848 gewijzigd?

Slide 11 - Open vraag

Het revolutiejaar 1848
  • In 1848 vonden er meerdere revoluties plaats in Europa (Frankrijk, Duitsland).

  • Burgers waren ontevreden over de honger, armoede en gaven de vorsten (en hun veel te grote macht) de schuld.

  • Om onrust in Nederland te voorkomen beloofde koning Willem II een nieuwe grondwet.

Slide 12 - Tekstslide

De grondwetswijziging van 1848
  • Thorbecke kreeg de opdracht van de koning om een nieuwe grondwet te schrijven.

  • De grondwet was de basis van ons parlementair stelsel. Belangrijkste kenmerken zijn:
  1. De invloed van het volk werd groter door invoering van rechtstreekse verkiezingen.
  2. De macht van de volksvertegenwoordiging werd groter en die van de koning kleiner.

Slide 13 - Tekstslide

6 punten uit de grondwet van 1848
  1. De macht van de koning is beperkt. Er is ministeriële verantwoordelijkheid (betekent dat de minister-president verantwoordelijk is voor de daden van de koning).
  2. De leden van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de Gemeenteraad worden via rechtstreekse verkiezingen gekozen.
  3. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten.
  4. Eerste + Tweede Kamer: recht van interpellatie (= Kamerleden mogen een minister ondervragen). Tweede Kamer: recht van amendement (= een wet mogen aanpassen) en recht van enquête (= een onderzoek mogen instellen).
  5. Elk jaar wordt een begroting vastgesteld (en met Prinsjesdag wordt deze bekendgemaakt).
  6. De bevolking heeft een groot aantal grondrechten.

Slide 14 - Tekstslide

Was Nederland nu volledig democratisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Waarom niet?
  1. Censuskiesrecht (= alleen zij die een minimumbedrag aan belasting betaalden, kregen het recht om te stemmen)
  2. Districtenstelsel (zie afbeelding)
  3. Koning Willem III lag zoveel mogelijk dwars.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Opdracht
  • Stel dat koning Willem-Alexander jou de opdracht geeft om een nieuwe grondwet te schrijven. Welke macht geef je de koning en welke rechten hebben de burgers?
  • Noteer de macht van de koning of het volk.
  • Noteer minimaal 3 voorbeelden van grondrechten die jij invoert (of juist intrekt).

Slide 18 - Tekstslide