7/1 Spelling 4 3h trema en apostrof

donderdag 7/1 3h
  • Spelling 4: uitleg theorie blz. 163
  • maken blz. 164 opdracht 3
  • uitleg trema en apostrof 
  • maken opdracht 4

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

donderdag 7/1 3h
  • Spelling 4: uitleg theorie blz. 163
  • maken blz. 164 opdracht 3
  • uitleg trema en apostrof 
  • maken opdracht 4

Slide 1 - Tekstslide

Soorten afkortingen
1. Afkorting--> Een afkorting schrijf je met één of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. 

mr. - meester

H.K.H. - Hare Koninklijke Hoogheid

Slide 2 - Tekstslide

Soorten afkortingen 
2. Letterwoord--> bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je gebruikt geen punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. 

havo: hoger algemeen voortgezet onderwijs.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten afkortingen
3. Initiaalwoord--> Bijna hetzelfde als het letterwoord. Alleen nu spreek je alleen de letters uit. =
pc:  personal computer.
OM: Openbaar Ministerie

4.. Verkorting-->  is opgebouwd uit een of meer lettergrepen. Je spreek het uit als een woord. 
Voorbeeld: prof (professor/professional), horeca (hotel, restaurant, café).

Slide 4 - Tekstslide

Soorten afkortingen
5. Symbool--> is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. 
 EUR--> euro
V--> volt
km/h - kilometer per uur
s - seconde

Slide 5 - Tekstslide

maken
Blz. 164 opdracht 3 

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3
1 BSN                  2 cv 
3 d.w.z.               4 DigiD 
5 etc.                   6 hetero 
7 ivf                      8 jl. 
9 kW                    10 CO2 
11 LAKS               12 BuZa 
13 NAVO              14 pin 
15 PS                     16 t.z.t. 
17 zzp (of zzp’er)
  18 zgn. 

Slide 7 - Tekstslide

Trema
Je gebruikt een trema zodat je geen verkeerde uitspraak krijgt.
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 8 - Tekstslide

apostrof 

Slide 9 - Tekstslide

 koppelteken 
1.Als klinkers  botsen en je daardoor het woord verkeerd uitspreekt zoals
auto-ongeluk of mini-jurk 
2. Als in het samengestelde woord cijfers voorkomen zoals
80-jarige of 24-urig 
3. Als In het samengestelde woord een afkorting voorkomt zoals
cd-rom, usb-stick of  kleuren-tv
4. Als in het samengestelde woord een aardrijkskundige naam voorkomt zoals
(Centraal-Afrika of Noord-Holland)

Slide 10 - Tekstslide

maken
Blz. 164 opdracht  4

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4
1 A4’tje
                              2 besproeiing 
3 BN’er     
                          4 cowboys 
5 euro’s
                              6 functie-inhoud 
7 glühwein
                        8 heien 
9 hüttenkäse
                   10 intuïtie 
11 lolly’tje
                           12 media-aandacht 
13 milieu-inspectie
       14 nuance 
15 puppy’s
                         16 reünie 
17 wc’tje
                              18 WK-wedstrijd 

Slide 12 - Tekstslide