CVA

CVA
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

CVA

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je weet wat een CVA is
  • Je kent het verschil tussen een herseninfarct en hersenbloeding
  • Je weet hoe te handelen in acute situatie
  • Je kent aandachtspunten in de zorg 

Slide 2 - Tekstslide

CVA
Cerebro Vasculair Accident
Cerebro: in de hersenen (cerebrum= hersenen) 
Vasculair:  met bloedvaten
Accident: een ongeluk 

dus een een ongeluk met de bloedvaten in de hersenen.

In spreektaal ook beroerte genoemd

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

2 soorten CVA
1. Herseninfarct: een bloedpropje sluit een bloedvat in de hersenen af waardoor een deel van de hersenen geen bloed meer krijgt. 

2. Hersenbloeding: er knapt een bloedvat in de hersenen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

TIA 





TIA = Transient Ischemic Attack

  • Bloedpropje dat tijdelijk vast komt te zitten in de hersenen
  • Verschijnselen zijn binnen 24 uur voorbij (tijdelijk)​  
  • Half uur tot drie kwartier​ 

Blijven de verschijnselen langer dan 24 uur bestaan dan noemen we het geen TIA maar een CVA
  

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

CVA (bloeding of infarct)
een CVA Kan dus een bloeding of infarct zijn

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van een CVA:
  • Halfzijdige of gedeeltelijke verlamming
  • Spraakstoornissen (afasie)
  • Geheugen- en concentratiestoornissen
  • Slikklachten
  • Gedragsverandering (emotioneel labiel)
  • Persoonlijkheidsverandering

Bij een TIA zijn deze gevolgen dus na 24 uur zo goed als helemaal verdwenen

Slide 11 - Tekstslide

Gevolgen van een CVA kunnen per persoon verschillen het ligt er aan welke kant van de hersenen geraakt is, zie hierboven.

Slide 12 - Tekstslide

Wat zit waar in de hersenen
Wat zit waar in de hersenen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waardoor kan een CVA ontstaan?
Risico factoren:

  • Leeftijd, door ouderdom neemt de elasticiteit van bloedvaten af.
  • Roken, vergroot de kan op dichtslibben van bloedvaten
  • Overgewicht
  • Hoge bloeddruk (hypertensie)

Slide 15 - Tekstslide

Waar staan de letters C V A voor
A
Cerebrale Vasculine Aandoening
B
Cerebro Vasculatie Aandoening
C
Cerebro Vasculair Accident
D
Cerebraal Vasculine Activiteit

Slide 16 - Quizvraag

Anneke is na een CVA linkszijdig verlamd de beschadiging zit
A
in de linker hersenhelft
B
in de rechter hersenhelft

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een CVA is altijd een hersenbloeding
C
Een CVA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen

Slide 18 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Maak uit het boekje van vaktheorie:

Opdracht 30: beroerte, CVA en TIA
Opdracht 32: Persoonlijkheidsverandering

Slide 19 - Tekstslide