3.1: Politieke en maatschappelijke invloed van de industrialisatie

3.1: Politieke en maatschappelijke invloed van de industrialisatie 
De periode 1918-1945
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

3.1: Politieke en maatschappelijke invloed van de industrialisatie 
De periode 1918-1945

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. De Red Scare
  2. The Roaring Twenties
  3. De Beurskrach van 1929
  4. De Grote Depressie en president Hoover (1929-1933)
  5. President Roosevelt en de New Deal
  6. De Tweede Wereldoorlog 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Red Scare

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt de Red Scare in?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Red Scare als begrip
= Angst voor het communisme en een heksenjacht op aanhangers van het communistisch gedachtengoed. 

In de geschiedenis van de VS kunnen wij twee periodes onderscheiden waarin dit plaatsvond:
  1. Tussen 1917-1920
  2. Tussen 1947-1957 (ook wel bekend als McCarthyism

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van de Red Scare (1917-1920)
Waarom was men zo bang voor een communistische opstand tijdens en na WOI?
  • De toenemende onrust onder de Amerikaanse arbeiders
  • De Russische Revolutie (1917)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onrust onder de arbeiders
Tijdens WOI was er vrijwel volledige werkgelegenheid (oorlogseconomie), maar de kosten van het levensonderhoud stegen sneller dan de lonen. 
Na WOI ontstond een economische krimp tijdens de demobilisatie. 

Beide situaties zorgde voor arbeidsconflicten, want:
  • Arbeiders eisten hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden.
  • Veel werkgevers weigerden met vakbonden te onderhandelen of gehoor te geven aan de eisen v/d arbeiders.

Gevolg = arbeiders werden steeds radicaler:
  • Massale stakingen
  • Oprichting van nieuwe radicale partijen (Communist Labor Party, de Communist Party) --> let op; hebben weinig aanhangers, aangezien de meeste arbeiders geen communisten waren. 
Tijdens WOI was er vrijwel volledige werkgelegenheid (oorlogseconomie), maar de kosten van het levensonderhoud stegen sneller dan de lonen.
Na WOI ontstond een economische krimp tijdens de demobilisatie.

Beide situaties zorgde voor arbeidsconflicten, want:
  • Arbeiders eisten hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden.
  • Veel werkgevers weigerden met vakbonden te onderhandelen of gehoor te geven aan de eisen v/d arbeiders.

Gevolg = arbeiders werden steeds radicaler:
  • Massale stakingen
  • Oprichting van nieuwe radicale partijen (Communist Labor Party, de Communist Party)

Onrust onder de arbeiders

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Russische Revolutie (1917) 
Twee redenen waarom dit de Amerikaanse overheid bang maakte:
  1. Het kon als een voorbeeld dienen voor communisten in andere landen
  2. Het communisme gaat uit van een wereldrevolutie. Communisten moedigden andere landen aan ook in opstand te komen. (Komintern)


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De overheid reageert
De overheid greep hardhandig in door:
  • Stakingen op te breken
  • Vrijheid van meningsuiting te beperken (censuur) 
  • Linkse "onruststokers" en tegenstanders van de oorlog (anarchisten, communisten, pacifisten, socialisten, vakbondsleiders en hervormers) werden het zwijgen opgelegd  --> censuur / arrestaties / gevangenisstraffen (VB= Palmer Raids in 1920)  

Slide 9 - Tekstslide

O.L.V. M. Palmer (hoofdofficier) en J.E. Hoover (directeur van het Burea of Investigation) werd er een landelijke campagne ontketend om linkse radicalen te vervolgen. 

Palmer Raids (1920)= hoogtepunt van de heksenjacht. 
Bekijk bron 2
Behoorden de krantenredactie en de tekenaar tot een politiek progressieve (linkse) stroming of tot een politiek conservatieve (rechtse) stroming?
A
Politiek progressieve (linkse) stroming
B
Politiek conservatieve (rechtse) stroming

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The Roaring Twenties

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat past allemaal bij de Roaring Twenties?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De Roaring Twenties 
Gekenmerkt door
  • Ongekende economische groei
  • Welvaart
  • Optimisme

Eindigt door de Beurskrach van 1929

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische groei 
Veroorzaakt door drie ontwikkelingen:

1. Een efficiëntere industriële productie 
  • Elektrische motor
  • Loopband

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische groei 
2. De groeiende vraag naar consumptieproducten, kwam door:

  • Werkgelegenheid nam toe -> Lonen stegen
--> Kosten levensonderhoud bleef gelijk
--> Koopkracht nam toe 

De consumptiecultuur werd verder gestimuleerd door 
  • Producten op afbetaling 
  • Effectieve reclames

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Economische groei 
3. Het beleid van de federale overheid (Republikeinse presidenten Warren Harding en Calvin Coolidge)
  • New Capitalism; door samenwerking tussen de overheid en de grote ondernemingen zou uitbuiting plaatsmaken voor harmonie. Hierdoor zou het socialisme overbodig worden. 
  • Macht van de vakbonden werden ingeperkt waarbij het Hooggerechtshof grote bedrijven tegen de vakbonden steunde. 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak opdracht 3 op blz 76
3A): Dankzij New Capitalism kan de productie stijgen en krijgen ondernemers meer vrijheid. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke visie is meer gebaseerd op feiten?
Die van de voorstanders van New Capitalism
Die van de tegenstanders van New Capitalism

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De Beurskrach van 1929

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van de Grote Depressie 
1. Vanaf 1928 verminderde de vraag naar luxeproducten en onroerend goed.  
  • De markt raakte verzadigd, maar er was nog steeds sprake van overproductie en bedrijven sloten zelfs enorme leningen af. 
  • Bedrijven gingen uit van de totale koopkrachtcijfers. Probleem = de koopkracht daalde onder de meerderheid van de bevolking, maar steeg enorm voor de rijkste 1%. Die 1% kochten weinig consumptiegoederen. 
  • Gevolg= bezuinigingen, massaontslagen en een groeiende werkloosheid. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van de Grote Depressie 
2. De riskante speculatie in de aandelenhandel (vooral vanaf 1928)
  • Gestimuleerd door "get-rich-quick-mentaliteit
  • Mensen kochten aandelen van geleend geld (Buying on margin). 
  • Bij een dalende beurs waren beleggers gedwongen om onmiddelijk te verkopen zodat zij hun schulden konden aflossen. 
  • Gevolg = panic selling --> de prijzen voor aandelen kelderden enorm en de gehele markt stortte in. Banken en beleggingsmaatschappijen gingen failliet, omdat niemand hun leningen konden afbetalen. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van de Grote Depressie 
3. Economische beleid van de federale overheid
  • Er was te weinig geïnvesteerd in de structurele economische problemen VB: werkloosheid in de textielindustrie, spoorwegen en mijnbouw. De dalende koopkracht op het platteland. 
  • Te weinig toezicht op de aandelenhandel. 
  • De Federal Reserve Board (centrale bank) legde investeringen niet aan banden en vereenvoudigde juist het verkrijgen van goedkoop en eenvoudig krediet. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Grote Depressie en president Hoover (1929-1933)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

  1. Toename van de werkeloosheid, koopkracht neemt af, armoede en hongersnood, het ontstaan van Hoovervilles/sloppenwijken
  2. Hij dacht dat de situatie vanzelf beter zou worden. Wel probeerde hij afspraken met ondernemers te maken, hij heeft de invoerbelasting verhoogd en hij heeft liefdadigheidsorganisaties gestimuleerd. 

timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van de Grote Depressie
  • Bruto nationaal inkomen halveerde de eerste vier jaar
  • Winst uit het bedrijfsleven kelderde met meer dan 90%
  • De werkloosheid bereikte een hoogtepunt (vooral ongeschoolde arbeiders werden ontslagen) 
  • Hoovervilles (sloppenwijken)
  •  Prijzen voor landbouwproducten kelderden --> zorgde voor faillissementen --> landonteigening 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6: Op welke van Hoover's maatregelen heeft de tekenaar van bron 21 kritiek?
A
Het maken van concrete afspraken over loonstabilisering en stimuleringsplannen
B
Liefdadigheidsinstanties stimuleren om arme mensen te helpen
C
De verhoging van de invoerbelasting met 40%
D
Het bevel om demonstranten van de Bonus Army door tanks te laten verdrijven

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Spotprent laat zien dat Hoover geen controle heeft over de Grote Depressie en de Dust Bowl (periode van droogte en stofstormen) 
De ezel (symbool van de democraten) valt Hoover lastig / drijft de spot met Hoover
President Roosevelt en de New Deal
"Happy days are here again"

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FDR (1933-1945)
Koos voor aan actieve rol van de federale overheid --> New Deal

De New Deal bestond uit verschillende wetten en uitvoeringsorganisaties. Deze hadden een tweeledig doel
  • Het herstel van de economie door middel van regulering 
  • Werk en uitkeringen (relief) bieden aan degenen die het nodig hadden 


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De New Deal
De New Deal beïnvloedde het volgende: 
  • De banken
  • De industrie
  • De landbouw
  • Sociale wetten 

Lees "Franklin Delano Roosevelt en de New Deal" t/m "Tweede New Deal" en vat voor elke sector samen welke veranderingen de New Deal met zich bracht. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van de New Deal
Zie document op de ELO 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstanders van de New Deal
Grote zakenlieden
Voorstanders van Laissez-Faire. De New Deal bracht te veel regels en belasting met zich mee
Hooggerechtshof
NRA in strijd met grondwet
Conservatieve media
Vonden de New Deal te socialistisch
Populisten, socialisten
Roosevelt deed nog te weinig voor de gewone Amerikanen. Hij focust zich te veel op het redden van het kapitalisme i.p.v. het te vernietigen
Conservatieve zuidelijke democraten en Republikeinen
Teveel macht naar de federale overheid

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De New Deal loopt vast
  1. Het Court Packing Plan --> Roosevelt wilde zes extra rechters benoemen voor het hooggerechtshof. Dit plan ging te ver en bracht schade aan zijn reputatie. Verdere uitbouw van de New Deal werd door een coalitie van zuidelijke Democraten en Republikeinen tegengehouden. 
  2. Recessie van 1937-1939 --> overtuigd dat de ergste periode van de depressie voorbij was, gaat Roosevelt weer bezuinigen. De Centrale Bank zorgde er echter voor dat krediet moeilijker beschikbaar werd gesteld. Gevolg = economie stort weer in. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Tweede Wereldoorlog 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorlogseconomie
Gevolgen:
  • De Amerikaanse productie verdubbelde tussen 1941-1945
  • De federale overheid richtte nieuwe comissies op, die de productie moesten coördineren (War Production Board) 
  • Er ontstond een tekort aan arbeidskrachten --> bijna volledige werkgelegenheid. 
  • Arbeidsvoorwaarden verbeterden tijdens de oorlog, omdat de oorlogsproductie zo cruciaal was. Stakingen en arbeidsconflicten kon de overheid zich niet veroorloven. --> De macht van de vakbeweging nam zo in de oorlog toe. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies