4.12. wh hww v.t., lesen, schreiben

Wenn jemand über deinen Weg urteilt, dann leihe ihm deine Schuhe.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wenn jemand über deinen Weg urteilt, dann leihe ihm deine Schuhe.

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerk woensdag 20.12.
Grammatica   modale werkworden  
Woordenlijst K3  (classroom), 
Lezen 
Schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Programm Montag 4.12.
Lesen in Buch
Wiederholen Hilfsverben in der Vergangenheit
Schreiben


Jullie kunnen een bericht schrijven over het weer en wat je hebt gedaan op vakantie.

Slide 3 - Tekstslide

Lesen
Lesbuch

Aan het einde: Mindmap!

Slide 4 - Tekstslide

Schreiben
Vorbereitung

Slide 5 - Tekstslide

Was hast du getan?
Verleden tijd!

Slide 6 - Tekstslide

Hoe krijg je het voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 8 - Quizvraag

voltooid deelwoord van wohnen
A
gewohnt
B
gewohnd
C
gewonht
D
gewohnet

Slide 9 - Quizvraag

Ist of hat?

Slide 10 - Tekstslide

habe
haben
haben
 hast
 hat
ich
habt
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie
 habst
 hatet

Slide 11 - Sleepvraag

seid
 sind
bin
ich
sind
 bist
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie
ist
sein
is
bine

Slide 12 - Sleepvraag

ist of hat?
Meestal zoals in het Nederlands

Werkwoorden met beweging of toestandverandering
 -> ist   (fliegen, gehen, schwimmen, aufwachen...) 
- Altijd!

Ich habe es vergessen.

Slide 13 - Tekstslide

Wir _____ mit dem Auto gefahren.
A
ist
B
sind
C
hat
D
haben

Slide 14 - Quizvraag

Ich _______ lange geschlafen.
A
hat
B
ist
C
habe
D
sind

Slide 15 - Quizvraag

Hulpwerkwoordn v.t.

Slide 16 - Tekstslide

hulpwerkwoorden verleden tijd


sein


haben


werden (werd)

werden (zou)
(aanvoegende wijs)
ich
war
hat - te
wurd - e
würd - e
du
war -  st
hat - test 
wurd - est
würd - est
er/sie/es
war
hat - te
wurd - e
würd - e
wir
war - en
hat - ten
wurd - en
würd - en
ihr
war - t
hat - tet 
wurd - et
würd - et
sie/Sie
war - en
hat - ten
wurd - en
würd - en
ge - wese - en
ge - hab - t
ge - word - en
ge - word - en

Slide 17 - Tekstslide

hatte
hatten
wart
war
 hattest
hatten
 waren
war
 hatte
ich
hattet
waren
 warst
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 18 - Sleepvraag

würde
wurden
würdet
wurde
 würdest
wurden
 würden
wurde
 würde
ich
wurdet
würden
 wurdest
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 19 - Sleepvraag

Wo (sein) ..... du gestern?
A
war
B
bist
C
warst
D
wurdest

Slide 20 - Quizvraag

(sein) ..... Sie dafür oder dagegen?

A
Waren
B
Sind
C
War
D
Würden

Slide 21 - Quizvraag

Mein Bruder (werden) ..... gestern 15 Jahre alt.
A
war
B
würde
C
wird
D
wurde

Slide 22 - Quizvraag

Wo bist du gestern (sein) ......?
A
gewest
B
geweesen
C
gewesen
D
geweßen

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Schreiben
Seite 111
Aufgabe 34
Korrigieren + weiterschreiben

Slide 25 - Tekstslide

Nachgucken
1.  hoofdletters
2. voltooide deelwoorden  (vorm, ist of hat)

Slide 26 - Tekstslide

Jullie kunnen een bericht schrijven over het weer en wat je hebt gedaan op vakantie.

Slide 27 - Tekstslide

HA für Mittwoch 5.12.
Lernen:   

Machen: Text afschrijven

Slide 28 - Tekstslide