Feedback Lesdag 2 Moduul CenG

Feedback geven en ontvangen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Feedback geven en ontvangen

Slide 1 - Tekstslide

POLL
Ik geef zelden feedback.
Ik geef soms feedback.
Ik geef regelmatig feedback.
Ik geef nooit feedback.

Slide 2 - Poll

Waarom geef je wel of juist niet feedback?
Ik vind feedback geven makkelijk.
Ik vind feedback geven moeilijk.
Ik vind feedback geven spannend.
Ik vind feedback geven moeilijk, maar ik doe het wel.
Ik vind feedback geven niet nodig.

Slide 3 - Poll

Ik ervaar feedback als iets negatiefs.
ja
nee
soms

Slide 4 - Poll

Feedback is een cadeautje!
ja, zeker weten!
nee, echt niet!
soms wel, soms niet!

Slide 5 - Poll

wat weet je al? Voorkennis activeren

Slide 6 - Tekstslide

Ik kan goed feedback geven en ontvangen.
A
Ik kan goed feedback geven
B
Ik kan goed feedback ontvangen
C
Ik vind het ontvangen van feedback moeilijk
D
Ik vind het geven van feedback moeilijk

Slide 7 - Quizvraag

Bij opbouwende feedback
A
vertel je duidelijk wat je aan het gedrag van de ander veranderd wilt zien
B
vertel je duidelijk wat je waardeert, wat beter kan en waarom
C
koppel je de informatie van de ene persoon aan de andere terug
D
vertel je duidelijk wat de ander verkeerd doet

Slide 8 - Quizvraag

Wat is 360 graden feedback?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Feedback geven.....

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld 4G model
Benoem het Gedrag: Ik zag dat je geen oogcontact maakte en mij als laatste koos.
Benoem het Gevoel: Ik kreeg daardoor het gevoel dat ik niet goed genoeg ben om mee samen te werken.
Geef het Gevolg aan: Ik ging daardoor erg aan mezelf twijfelen.
Benoem het Gewenste gedrag: Ik zou liever hebben dat je mij niet als laatste kiest.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Quiz

Slide 26 - Tekstslide

Feedback geven is een boodschap over ....
A
de fouten van de ander.
B
de persoonlijkheid en het karakter van de ander.
C
het gedrag of de prestaties van de ander.
D
de voortgang van jou.

Slide 27 - Quizvraag

Feedback geven is....
A
Is een boodschap over de persoonlijkheid of prestaties van de ander
B
Is een boodschap over de persoonlijkheid en gedrag van de ander.
C
Is een boodschap over de gedrag of de prestaties van de ander
D
Is een boodschap over de persoonlijkheid

Slide 28 - Quizvraag

Wat heeft de Johari- matrix te maken met feedback?
A
Niets
B
Heel veel
C
Geen idee, ik ken de Johari-matrix niet
D
Ik ken de Johari-matrix wel, maar zie geen verband.

Slide 29 - Quizvraag

Regels bij feedback geven zijn:
A
Benoem meningen, WIJ- vorm toepassen, geef feedback op de persoon en gedrag, geef feedback achteraf.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.

Slide 30 - Quizvraag

Feedback is terugkoppeling gebaseerd op iemands gedrag of prestatie. Doel: de ander inzicht te geven in zijn/haar gedrag en ontwikkelpunten. Met kritiek geef je aan dat je iets niet goed vindt, je keurt iets af.
A
Dit klopt niet; Feedback is het zelfde als kritiek
B
Dit klopt
C
Dit klopt gedeeltelijk

Slide 31 - Quizvraag

Er zijn 3 vormen van feedback,
Welke zijn dat?
A
Feedback, Feeddown, feeddeel
B
FeedUP, Feedback, Feedforward

Slide 32 - Quizvraag

Welke manier van feedback ontvangen hoort er niet bij?
A
Je neemt een open houding aan
B
Je luistert aandachtig
C
Je stelt vragen als je iets niet begrijpt
D
Je benoemt ook wat de ander beter kan doen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is er met name nodig voor een positief effect van feedback?
A
Vertrouwen
B
Geduld
C
Eigenheid
D
Rust

Slide 34 - Quizvraag

Wat kan je het beste doen als feedback onduidelijk voor je is?
A
Het erbij laten
B
Doorvragen aan die persoon
C
Bespreken met iemand anders
D
Ermee aan de slag gaan

Slide 35 - Quizvraag

Je hebt feedback op twee niveaus Welke antwoord is juist?
A
Inhouds- en bevestigingsniveau
B
Inhouds- en beoordelingsniveau
C
Inhouds- en betrekkingsniveau
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 36 - Quizvraag

Lilian geeft Maureen feedback. Lilian vertelt dat ze de handeling niet goed uitvoert, maar ze zegt er niet bij wat Maureen niet goed doet.
Jeroen en Mathijs zijn goede collega's. Jeroen weet dat hij alles tegen Mathijs kan zeggen, zonder dat hij er boos om wordt .
Nanouk is geïrriteerd en roept tegen Kirsten: 'Jij kan er ook helemaal niets van!'.
De manier waarop je feedback geeft
De relatie die je met de andere hebt
De inhoud van de boodschap

Slide 37 - Sleepvraag

Feedback begin je met....
A
jij
B
ik
C
Zij
D
Wij

Slide 38 - Quizvraag

Bij opbouwende feedback
A
vertel je duidelijk wat je aan het gedrag van de ander veranderd wilt zien
B
vertel je duidelijk wat je waardeert, wat beter kan en waarom
C
koppel je de informatie van de ene persoon aan de andere terug
D
vertel je duidelijk wat de ander verkeerd doet

Slide 39 - Quizvraag

Zuhal had haar presentatie gehouden over motiverende gesprekstechnieken bij cliënten. In de presentatie was zij erg snel in haar manier van communiceren. De feedback van de docent was: Probeer voor de volgende keer rustiger te spreken. Hierbij is er sprake van:
A
Positieve en negatieve feedback
B
Negatieve feedback
C
Positieve feedback
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Iemand afbranden = Iemand persoonlijk aanvallen, een idee compleet de grond inboren, iemand uitschelden, etc.
Dit is ook een vorm van feedback geven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Welke manier van feedback ontvangen hoort er NIET bij?
A
Je neemt een open houding aan
B
Je luistert aandachtig
C
Je stelt vragen als je iets niet begrijpt
D
Je benoemt ook wat de ander beter kan doen

Slide 42 - Quizvraag

Regels bij feedback geven
A
Benoem meningen, WIJ- vorm toepassen, geef feedback op de persoon en gedrag, geef feedback achteraf.
B
Benoem feiten., Ik- vorm toepassen, geef feedback op gedrag, feedback geven op het juiste moment.

Slide 43 - Quizvraag

Welke antwoord is juist?
(2 antwoorden goed)
A
Feedback geef je wanneer jou het beste uitkomt. Dat mag ook best na 3 maanden.
B
Gebruik woorden als ALTIJD, NOOIT niet als je feedback geeft.
C
Als we kijken naar het betrekkingsniveau dan gaat het over HOE een boodschap opgevat moet worden.
D
Binnen het inhoudsniveau gaat het alleen om de belangen van de feedbackgever.

Slide 44 - Quizvraag

In de Johari-matrix betekent de blinde vlek:
A
Bekend bij jezelf / Bekend bij de ander
B
Onbekend bij jezelf / Onbekend bij de ander
C
Onbekend bij jezelf / Bekend bij de ander
D
Bekend bij jezelf / Onbekend bij de ander

Slide 45 - Quizvraag

Je kunt feedback geven op...... (3 antwoorden goed):
A
Houding
B
Gedrag
C
Anderen
D
Jezelf

Slide 46 - Quizvraag