Praat vanuit de ik-vorm (ik-boodschap): ‘Ik merk dat je door me heen praat.’
Formuleer wat je zegt positief : ‘We laten elkaar uit praten.’
Probeer rustig te blijven
Respecteer de grenzen van de ander: ‘Ik zie dat je boos bent, we praten er straks over
verder als je minder boos bent.’
Maak je verwachtingen duidelijk: ‘We gaan zo naar buiten en zijn rustig op de gang.’
Benoem de bijbehorende regels: ‘We blijven van elkaar af en doen elkaar geen pijn.’