Antwoorden 5.5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Huiswerk

Doornemen 5.5

maken de opdrachten

Nu kun je het gemaakte werk gaan nakijken!

Heb je vragen, stuur me een mail

Opdracht 1

Lisa heeft veel geld nodig

omdat ze een huis wil kopen

Opdracht 2

Een lening voor een huis noem je

een hypotheek

Opdracht 3

Een hypotheek sluit je af bij

de bank

Opdracht 4

Welk recht heeft de bank

de bank mag het huis verkopen 

als er niet wordt afgelost 

Opdracht 5

Als je niet wilt lenen om een huis te kopen

dan kun je een huis huren

Opdracht 6

Lisa wil lenen van de bank

€ 150.000,-

Opdracht 7

Het terugbetalen van de lening is

A  aflossen

Opdracht 8

Om te kunnen aflossen

heb je een inkomen nodig

Opdracht 9

Lisa moet terugbetalen

B  verdeeld in kleine bedragen

Opdracht 10

In 10 jaar aflossen is

€ 5.000,- per jaar

(150.000/30)

Opdracht 11

Lisa lost per maand af

€ 416,67

(5.000/12)

Opdracht 12

Naast aflossing moet je ook betalen

rente 

(dat krijgt de bank extra = winst voor de bank)

Opdracht 13

Rente is

de prijs die je betaalt voor het lenen van geld

Opdracht 14

De bank met het laagste rentetarief is de

SNS Bank

Opdracht 15

De bank met de hoogste rente is

Obvion  

Opdracht 16

Als ze niet aflost

betaalt ze aan rente

€ 4.575,-

(3,05% van 150.000)

Opdracht 17

Dat is per maand

€ 381,25

(4575/12)

Opdracht 18

Lisa zoekt op internet  

naar mogelijkheden om te lenen

voor een nieuwe keuken

Opdracht 19

1,2% is groot afgebeeld

omdat het (lage) rentepercentage moet opvallen

om klanten te lokken

Opdracht 20

Het eerste halfjaar betaal je 1,2% - 5,1% - 6,3%.

Daarna betaal je 1,2% - 5,1% - 6,3%.

Opdracht 21

Waarom toch lenen bij haar eigen bank

het rentepercentage na 3 maanden 

zal bij de aanbieding hoger zijn 

waardoor je uiteindelijk toch meer betaalt

Opdracht 22

Lisa's situatie voor de lening:

ze komt wel - niet uit met haar geld.

Opdracht 23

Rente en aflossing horen bij de 

D  vaste lasten

Opdracht 24

Als ze extra geld gaat lenen

dan stijgen de vaste lasten

Opdracht 25

Nieuwe budget voor de keuken

€ 1.270,-

(1.160+110)

Opdracht 26

Financiele situatie als ze niets doet

dan komt ze geld tekort

Opdracht 27

Lisa gaat om de keuken toch te kopen

bezuinigen op andere uitgaven

Opdracht 28

Hoeveel moet ze bezuinigen

€ 110,- per maand

(2.070-1.960)

Opdracht 29

De bezuinigingen kunnen worden teruggedraaid

als ze meer gaat verdienen

Opdracht 30

	Inkomsten	Budgetten
inkomsten	€ 1.960,-
huishoudelijke uitgaven		€ 270,-
persoonlijke uitgaven		€ 90,-
vaste lasten		€ 1.270,-
incidentele uitgaven		€ 330,-
Totaal	€ 1.960,-	€ 1.960,-

Opdracht 31

Op welke uitgaven kun jij bezuinigen?

eigen antwoord

Heb je vragen over het huiswerk.....

Stuur me een mail

[e-mail]

Heb je vragen.....

Stuur me een mail

[e-mail]