Leerjaar 3 persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamval

            Eerste en Vierde Naamval 
        
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

            Eerste en Vierde Naamval 
        

Slide 1 - Tekstslide

Eerste naamval 
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

jij

Slide 3 - Open vraag

wij

Slide 4 - Open vraag

zij (enkelvoud)

Slide 5 - Open vraag

u

Slide 6 - Open vraag

het

Slide 7 - Open vraag

jullie

Slide 8 - Open vraag

ik

Slide 9 - Open vraag

hij

Slide 10 - Open vraag

zij (meervoud)

Slide 11 - Open vraag

Anja arbeitet jeden Tag. ( zij ) ......... braucht Geld.
A
er
B
sie
C
es

Slide 12 - Quizvraag

Peter und Hans sind Freunde, ( zij ) ............. kennen sich schon 10 Jahre.
A
wir
B
ihr
C
sie

Slide 13 - Quizvraag

Der Hund bleibt zu Hause, (hij)........ ist krank.
A
er
B
sie
C
es

Slide 14 - Quizvraag

Wie viel kostet dieses Sofa? (het)....... ist sehr alt.
A
er
B
sie
C
es

Slide 15 - Quizvraag

Vierde naamval 

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Tekstslide

mij =

Slide 17 - Open vraag

het =

Slide 18 - Open vraag

hem =

Slide 19 - Open vraag

ons =

Slide 20 - Open vraag

jullie ( 4e naamval ) =

Slide 21 - Open vraag

jou =

Slide 22 - Open vraag

1e en 4e naamval

Slide 23 - Tekstslide

............... (ik) komme um 12 Uhr.

Slide 24 - Open vraag

Soll ich ........ (hem) nach Hause bringen?

Slide 25 - Open vraag

Wo ist das Buch? Ich sehe ......... (het) nirgendwo.

Slide 26 - Open vraag

Kommst ....... (jij) nicht zur Schule?

Slide 27 - Open vraag

Es regnet. Darum können ..... (wij) nicht mit dem Fahrad fahren.

Slide 28 - Open vraag

Habt ....... (jullie) Spaß gehabt?

Slide 29 - Open vraag

Die Mutter hat ........ (zij) schon dreimal angerufen.

Slide 30 - Open vraag

Ich habe ......... (jullie) gestern gesehen.

Slide 31 - Open vraag

Warum haben ....... (u) nichts gesagt?

Slide 32 - Open vraag

Ich sehe ( hem )....... jeden Tag.
A
er
B
ihn

Slide 33 - Quizvraag

Warum lachst ( jij ) ..... so wenig?
A
du
B
dich

Slide 34 - Quizvraag

( Hij ).............. ist ein Arzt
A
er
B
ihn

Slide 35 - Quizvraag

Das ist für ............... (Jullie)
A
ihr
B
euch

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide