Chapter 5, voorbereiding toets

Lay-out toets
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lay-out toets

Slide 1 - Tekstslide

Opdr 1
Write sentences (10 words >) with the following words in which the meaning of the word becomes clear.

Zinnen maken van minstens 10 woorden met een gegeven woord.

Slide 2 - Tekstslide

herbivore

Slide 3 - Open vraag

fairground

Slide 4 - Open vraag

safety goggles

Slide 5 - Open vraag

witness

Slide 6 - Open vraag

opdr 2
The odd one out! Write down which word is out and explain why. Use 10 words >

Welke hoort niet in het rijtje thuis. Schrijf dat woord op en leg uit waarom.

Slide 7 - Tekstslide

Opdr 3
Lees de recensie.
Vertaal de woorden naar het Engels en vul ze op de juiste plaats in.
De woorden staan in het Nederlands.

Slide 8 - Tekstslide

Opdr 4
Adjectives and adverbs
Zet het woord tussen haakjes in de juiste vorm: adjective of adverb.

Slide 9 - Tekstslide



This comedian is ____ (delightful) funny.

Slide 10 - Open vraag

I love the ____ (edgy) design of your new outfit.

Slide 11 - Open vraag

Oh, look at those ____ (cute) Labrador Retriever puppies!

Slide 12 - Open vraag

____ (sad), our pet died a few days after it got sick.

Slide 13 - Open vraag

Opdr 5
Future
Zet het werkwoord tussen haakjes in de juiste vorm van de future:
present simple, present continuous, to be going to of will / shall.

Slide 14 - Tekstslide

The train to Exeter ____ (to leave) from platform 5.

Slide 15 - Open vraag

Barcelona have the best team in the world, if you ask me. So I'm sure Juventus ____ (not - to beat) them in tomorrow's game.

Slide 16 - Open vraag

Tomorrow is Selina's birthday. She ____ (to have) a barbecue party.

Slide 17 - Open vraag

The sky is getting dark. It ____ (to rain).

Slide 18 - Open vraag

____ (I - to make) you some coffee?

Slide 19 - Open vraag

Opdr 6
If-sentences: first conditional
Zet de werkwoorden tussen haakjes in de juiste vorm.

Slide 20 - Tekstslide

She ____ (to help) you if you ____ (to ask) her nicely.

Slide 21 - Open vraag

If you ____ (to listen) to my advice, you ____ (not - to have) any problems.

Slide 22 - Open vraag

____ (we - to be) in time if we ____ (to leave) now?

Slide 23 - Open vraag

Opdr 7
irregular verbs schema invullen

Slide 24 - Tekstslide

Writing
Schrijf een verhaal van 120 woorden. 
Daar zitten expressions in en woorden uit de woordenlijst.
• Grammatica, spelling, hoofdletters moeten in orde zijn (2p)
Onderstreep de expressions en woorden


Slide 25 - Tekstslide