Werkcollege 4 - macht en standensamenleving

Geschiedenis - groep V1E
Nieuwe Tijd 1
werkcollege 4
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Geschiedenis - groep V1E
Nieuwe Tijd 1
werkcollege 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  1. Hoorcollege  voor de vakantie bespreken
  2. Nabespreken artikelen voor de vakantie
  3. Doen 1: Oefenen kunstbeschouwing
  4. Doen 2, Lezen: Panhuysen
  5. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen dit WC
  • Ik kan vertellen waarom de bloei van de schilderkunst ook een gevolg was van de welvaart in Holland en Zeeland in de 17e eeuw. 
  • Ik kan uit een aantal bronnen de bronnen selecteren die bruikbaar zijn voor mijn onderzoek. Op basis van die
  • bronnen kan ik de schilderijen van Marten en Oopjen in hun tijd plaatsen en beschrijven waarom ze zijn gemaakt en hoe ervoor betaald is.
  • Ik kan kenmerken van macht in de 17e eeuw uit portretten en tekstjes halen. 
  • Je begrijpt dat het slavernijverleden van Nederland een verhaal is dat op verschillende manieren verteld
  • kan worden. 
  • Je kan met behulp van verschillende argumenten zelf een antwoord geven op de vraag hoe Nederland om moet gaan met het slavernijverleden.
  • Je kunt beargumenteren hoe om te gaan met schilderijen uit de 17e eeuw.
  • Je kunt kenmerken van de politiek van de Republiek geven 
  • Je kunt een omschrijving geven van de standensamenleving in de Republiek 

Slide 4 - Tekstslide

Bespreken hoorcollege
Keerpunt 1588
1619
1620
Redenen om te vertrekken
Plantagekolonie <> vestigingskolonie
Aanvallen inheemse bevolking
Geracialiseerde slavernij
Marrons
Slavenopstanden
1791-1804, De Haïtiaanse revolutie
Abolitionisten
Onafhankelijkheidsrevoluties Zuid-Amerika en Simon Bolívar

Slide 5 - Tekstslide

Bespreken hoorcollege
Bartholomeusnacht
Intendanten
Glorious revolution
Droit divin
Mercantilisme
Edict van Nantes
Star chamber
Lord protector
Anglicaanse kerk
Acte van navigatie
Bill of rights
La Fronde
Absolutisme
King in parlement

Begrippen Engeland en Frankrijk

Slide 6 - Tekstslide

Vorige bijeenkomst

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

  1. Beschrijf de aanleidingen voor de Beeldenstorm(en).​
  2. De calvinisten hadden ook belang bij de beeldenstorm. Noem vijf motieven.​
  3. Noem vier gevolgen van de beeldenstorm.


  • Uiting van barbaars geweld of symbolische betekenis?​
  • Vernielen van beelden: rituele handeling​
  • Aanleiding: “Wonderjaar” 1566 en moderatie​
  • Iconoclastische theologie: letterlijk nemen van de Bijbel en de onmogelijkheid zich de wereld van de geest toe te eigenen door middel van beelden.(materieel)​
  • Motieven: 1.Kritiek op katholieke instellingen 2. Na hagepreken nu een dak boven het hoofd zoeken. 3. Innemen oude kerk 4. Wraak op de geestelijkheid 5. Gesneden beelden verboden.




Nabespreken

Slide 9 - Tekstslide

Rondje lessen
artikel Bos in de les

Slide 10 - Tekstslide

Rondje lessen
artikel Lak in de les

Slide 11 - Tekstslide

Leertaak Klein onderzoek Rijksmuseum 
(KOR)
Kunstobject Rijksmuseum: 1600 - 1700​

Historisch onderzoek: cultuur in de Gouden Eeuw​

Kunsthistorische aspecten:
  • leren kijken naar kunst ​
  • beter begrip van kunstwerken als bron voor historisch onderzoek​

Vakdidactiek: 
  • translatie - interpretatie​
  • Beargumenteerd kunnen kiezen van kunstobjecten voor je lessen





Slide 12 - Tekstslide

Oefenen kunstbeschouwing

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Doen 1
Wat
Hoe verwierf men kapitaal in de Republiek? Hoe kunnen we de handelsgeest van de 17e eeuw omschrijven? Wat is het verband tussen de handelsfamilies en slavernij?

Hoe:
Bronnenopdracht uit SAGA





 





Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Opdracht 1
  1. Noteer de nummers van de bronnen die bruikbaar en onbruikbaar zijn voor het beantwoorden van deze vragen: Hoe kwamen de families van Marten en Oopjen aan hun geld? En hoe kwamen Marten en Oopjen eraan?
  2. De bronnen die je onbruikbaar vond, zijn wel bruikbaar om nog meer te weten te komen over Marten en Oopjen. Bestudeer de ‘onbruikbare bronnen’. Wat vertellen de ‘onbruikbare’ bronnen jou nog meer over Marten en Oopjen?
  3. Hoe zou je de rijkdom en de handelsgeest van de 17e eeuw kunnen omschrijven?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 2 
Nu je meer weet over het verband tussen Marten, Oopjen en slavernij weet je eigenlijk nog niet zo goed wat je nu moet doen. Is het een reden om de twee portretten toch niet te kopen? Je besluit vijf collega’s om hun mening te vragen. Wellicht dat je daar wijzer van wordt.

De vijf collega’s hebben allemaal een andere mening. Neem ze door.
Maartje: Als Marten en Oopjen een relatie hebben met slavernij mogen hun portretten niet in een museum worden getoond.
Ali: Alleen wanneer de schilderijen een duidelijke verwijzing naar slavernij hebben, bijvoorbeeld door een slaafgemaakte te tonen, mogen ze niet in een museum hangen.
Indira: Het is prima om Marten en Oopjen te tonen zolang er een bordje bij komt te hangen waarop duidelijk wordt uitgelegd wat hun rol was in het Nederlandse slavernijverleden.
Alex: Slavernij was nu eenmaal een normaal fenomeen in de 17e eeuw en hoeft daarom geen speciale aandacht. Marten en Oopjen kunnen gewoon in het museum getoond worden.
George: Marten en Oopjen kun je rustig laten zien, aangezien een museum bedoeld is om mensen iets te laten zien van de cultuur en geschiedenis. Het is niet bedoeld om een mening uit te dragen.
4 | Pak nu het knipvel Diamant van stellingen erbij. Heb je een leerwerkboek, dan vind je het knipvel op pagina 78-79. Vul de diamant met de stellingen. Leg de stellingen op volgorde van ‘helemaal mee eens’ (= stelling 1 in bovenste vakje) tot ‘helemaal mee oneens’ (= stelling 5 in onderste vakje). Hoe lager in de diamant, hoe minder je het eens bent met de stelling.

Nu je meer weet over het verband tussen Marten, Oopjen en slavernij weet je eigenlijk nog niet zo goed wat je nu moet doen. Is het een reden om de twee portretten toch niet te kopen? Je besluit vijf collega’s om hun mening te vragen. Wellicht dat je daar wijzer van wordt.
Opdracht 2: De vijf collega’s hebben allemaal een andere mening. Neem ze door.
Maartje: Als Marten en Oopjen een relatie hebben met slavernij mogen hun portretten niet in een museum worden getoond.
Ali: Alleen wanneer de schilderijen een duidelijke verwijzing naar slavernij hebben, bijvoorbeeld door een slaafgemaakte te tonen, mogen ze niet in een museum hangen.
Indira: Het is prima om Marten en Oopjen te tonen zolang er een bordje bij komt te hangen waarop duidelijk wordt uitgelegd wat hun rol was in het Nederlandse slavernijverleden.
Alex: Slavernij was nu eenmaal een normaal fenomeen in de 17e eeuw en hoeft daarom geen speciale aandacht. Marten en Oopjen kunnen gewoon in het museum getoond worden.
George: Marten en Oopjen kun je rustig laten zien, aangezien een museum bedoeld is om mensen iets te laten zien van de cultuur en geschiedenis. Het is niet bedoeld om een mening uit te dragen.
4 | Pak nu het knipvel Diamant van stellingen erbij. 

Slide 18 - Tekstslide

Doen 2
Wat:
Luc Panhuysen artikel lezen (is ook tentamenstof!). Zie OnderwijOnline of 5x uitgeprint. 

Hoe
Bespreek in je groep de verwarring van Panhuysen en probeer te verklaren waar de haat en de bewondering van de lagere standen op gebaseerd waren.

Slide 19 - Tekstslide

Bespreken
“Dit artikel gaat over jaloezie in een standensamenleving. Tijdens het onderzoek voor mijn dubbelbiografie van Johan en Cornelis de Witt werd ik vaak in verwarring gebracht door de standensamenleving.”
Want hoewel de gebroeders De Witt overtuigde republikeinen waren, felle tegenstanders van machtsopeenhoping in één persoon, vergaarden ze macht wanneer ze maar konden. Dat vond ik ongerijmd.
Nog vreemder kwam mij de sympathie voor die de lagere standen koesterden voor het Huis van Oranje, waarvan de prinsen als geen ander streefden naar het vergroten van de maatschappelijke ongelijkheid.
Al even ongerijmd leek mij de haat die groeide bij de lagere standen jegens de regenten, hun burgerbestuurders.

Bespreek in je groep de verwarring van Panhuysen en probeer te verklaren waar de haat en de bewondering van de lagere standen op gebaseerd waren. 

Slide 20 - Tekstslide