Les 6 Wiederholung

1 / 11
volgende
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Module F

Deze periode werken we met module F 
Deze module gaat over Landeskunde (Duitsland) en over feestdagen in Duitsland

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?
1. Wiederholung les 6
 




 

Slide 3 - Tekstslide

4.3 haben en sein
Je krijgt 10 minuten stilte werktijd om de werkwoorden haben en sein uit je hoofd te leren. Daarna krijg je een werkblad. 
Klaar met het werkblad? Aufgabe 1 und 2 Seite 23/24 Text- und Arbeitsbuch.
Opdracht 3 doen we samen



Slide 4 - Tekstslide

3.3 Feesttenten
Seite 16 
 Aufgabe 1. 
 Vul in  de tabel de juiste vorm van het werkwoord in.

1. schrijf eerst de stam op
2. eindigt de stam op een -d, -t of -s klank?
3. wat is het persoonlijk voornaamwoord?
4. vul de juiste uitgang in achter de stam



Slide 5 - Tekstslide

3.3 Feesttenten
Aufgabe 2. 
Vervang nu de naam het dier of het ding door er/sie/es (enkelvoud 1 persoon, 1 dier, 1 ding) of door sie (meervoud 2 of meer personen, dieren of dingen).
Schrijf als je ‘sie’ invult erachter of het (ev) of (mv) is.
1. die Mutter ______________
2. der Vater ______________
3. das Kind ______________
4. der Hund ______________
5. die Katze ______________
6. die Eltern ______________
7. die Büchern ______________




Slide 6 - Tekstslide

3.3 Feesttenten
Aufgabe 4. Voltooid deelwoord
  1. Ich habe gestern meine Hausaufgaben _______________. (machen)
  2. Wir haben lange mit unseren Freunden _______________. (reden)
  3. Sie hat ein schönes Bild _______________. (malen)

 Maak nu opdracht 4 af en maak opdracht 3

 



timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

2.3 Fragewörter
Oude en nieuwe grammatica
Kijk mee naar de lijst in je Text-, en Arbeitsbuch op Seite 8
Kijk mee naar de opdracht op Seite 9 en 10 dit is huiswerk voor volgende week!! Aan het eind van de les krijg je nog tijd om deze te maken. 


Slide 8 - Tekstslide

1.3 Grammatik
Een nieuw werkwoord 'Möchten'

Met het werkwoord 'möchten' geef je beleefd een wens of een verzoek weer. Het  komt alleen in de tegenwoordige tijd voor. Er is dus geen voltooid deelwoord.

Duitsers zijn heel beleefd, ze gebruiken möchten ipv willen. In een restaurant vraag je bijvoorbeeld niet ik wil een cola, maar ik zou graag een cola willen.
Let op: het werkwoord kun je voor het grootste gedeelte vervoegen met de (fe)esttenten regel. Alleen bij de er/sie/es vorm wijkt het werkwoord af.
Text/Arbeitsbuch Seite 3
We maken de opdracht samen 


Slide 9 - Tekstslide

1.3 Grammatik
Een nieuw werkwoord 'Möchten'



 


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide