2HV Aan elkaar of los?

Aan elkaar of los?
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik bepalen of ik woorden aan elkaar of los moet schrijven. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los?
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik bepalen of ik woorden aan elkaar of los moet schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer schrijf je woorden aan elkaar?

Slide 2 - Tekstslide

  • wanneer woorden maar één klemtoon hebben en één begrip vormen:
Ik heb een schoudertas gekocht.
Mijn tante heeft een heel mooie verlovingsring om. 
Ik heb mijn teennagels gelakt voor de zomer.
Heb jij de voordeur goed dicht gedaan?

Slide 3 - Tekstslide

  • samenstellingen van drie woorden:
In Suriname eten ze vaak bruinebonensoep.
In mijn tas vond ik nog een vijfeurobiljet.
In ons huis hebben wij een warmwatervoorziening.

Slide 4 - Tekstslide

  • woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar plus een voorzetsel
Ik was gisteren ziek, daarom heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.
Waarover gaat de volgende toets?
Tijdens de weg terug gingen we hierlangs.

Slide 5 - Tekstslide

  • getallen met honderd en duizend:
Ik heb wel zevenhonderd euro op mijn bankrekening.
Op mijn school zitten ongeveer tweeduizend leerlingen.

Slide 6 - Tekstslide

  • veel samengestelde werkwoorden:
Zullen we morgen na school hardlopen?
Na het bakken van de taart moeten wij de keuken schoonmaken.
Meneer Van der Heijden is goed in lesgeven.

Slide 7 - Tekstslide

  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden:
Sommige leerlingen zijn hoogbegaafd.
Het decor van de musical ziet er veelbelovend uit.
Die jongen is zeer kleinzerig.

Slide 8 - Tekstslide

  • twee delen van een scheidbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als het infinitief. 
Toen mijn Nikes kapotgingen, heb ik schoenen van Adidas aangeschaft.

Mijn Nikes gaan kapot.


Slide 9 - Tekstslide

Wanneer schrijf je woorden los?

Slide 10 - Tekstslide

  • wanneer de twee woorden niet één begrip vormen (Dit kan je controleren door de klemtonen te checken.)
Ik heb een fantastische tas gekocht. 
Mijn moeder heeft een prachtig boek gekocht.
Dat is een heel luie jongen.

Slide 11 - Tekstslide

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
tandenborstel
B
viezeluier
C
ringvinger
D
schoenveter

Slide 12 - Quizvraag

Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
rondrennen
B
vingerverven
C
muziekmaken
D
stofzuigen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed? Meerdere antwoorden goed.
A
tegenkomen
B
tegen komen
C
daarachter
D
daar achter

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
blinde darm ontsteking
B
blindedarm ontsteking
C
blinde darmontsteking
D
blindedarmontsteking

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?
A
twaalfduizend
B
twaalf duizend

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?
A
drie miljoen
B
driemiljoen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?
A
laag opgeleid
B
laagopgeleid

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?
A
lange afstand loper
B
langeafstand loper
C
lange afstandloper
D
langeafstandloper

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed?
A
fijne parkeer plaats
B
fijneparkeer plaats
C
fijne parkeerplaats
D
fijneparkeerplaats

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Er onder door
B
Er onderdoor
C
Eronder door
D
Eronderdoor

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
smoor verliefd
B
smoorverliefd

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Hier van
B
Hiervan

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
rijke verkoopster
B
rijkeverkoopster

Slide 24 - Quizvraag

Werken aan de weektaak
Maak nu de volgende opdrachten:
-Spelling H6 opdracht 1, 2 en 4, pag. 184
-Spelling werkwoorden H6 opdracht 1, 2 en 4, pag. 186
Dit mag via de digitale methode Nieuw Nederlands.

Slide 25 - Tekstslide