oefentoets op4-1

Mika is 90% arbeidsongeschik, maar heeft wel kans op herstel. Ze heeft 11 maanden gewerkt voordat zij ziek werd en heeft nog geen nieuw werk gevonden. Welke uitkering krijgt zij?
A
iva
B
loongerelateerd
C
loonaanvulling
D
vervolg
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mika is 90% arbeidsongeschik, maar heeft wel kans op herstel. Ze heeft 11 maanden gewerkt voordat zij ziek werd en heeft nog geen nieuw werk gevonden. Welke uitkering krijgt zij?
A
iva
B
loongerelateerd
C
loonaanvulling
D
vervolg

Slide 1 - Quizvraag

wat is de hoogte van haar uitkering in de 3e maand?
A
70% minimum loon
B
75% dagloon
C
100% minimumloon
D
70% dagloon

Slide 2 - Quizvraag

Pim is 35% ao. Hij heeft 5,5 maand gewerkt voordat hij ziek werd en heeft nieuw werk gevonden waarmee hij 80% van zijn restverdiencapaciteit benut. Welke uitkering krijgt hij?
A
iva
B
loongerelateerd
C
loonaanvulling
D
vervolg

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel procent wordt Pim zijn uitkering met een ao van 35% als hij recht heeft op de vervolguitkering?
A
28%
B
35%
C
42%
D
50,75%

Slide 4 - Quizvraag

is de vervolguitkering gekoppeld aan het laatstverdiende loon of het minimumloon?
A
laatstverdiende loon
B
minimumloon

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de toeslagenwet?
A
volksververzekering
B
werknemersverzekering
C
sociale voorziening

Slide 6 - Quizvraag

Waarop kan je geen aanvulling krijgen vanuit de toeslagenwet?
A
WW-uitkering
B
Zw-uitkering
C
loondoorbetaling bij ziekte door wg
D
ANW-uitkering

Slide 7 - Quizvraag

Wie voert de WAZO uit?
A
SVB
B
Gemeente
C
UWV
D
Zorgverzekeraar

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel weken heeft een vader maximaal recht op geboorteverlof?
A
1
B
5
C
6
D
16

Slide 9 - Quizvraag

Waar heb je qua inkomen recht op tijdens het langdurend zorgverlof?
A
100% loondoorbetaling
B
70% loondoorbetaling
C
onbetaald, dus niks

Slide 10 - Quizvraag

Welke inkomsten tellen niet mee bij het bepalen van het recht en/of hoogte van de bijstandsuitkering?
A
alimentatie
B
kinderopvangtoeslag
C
inkomsten uit arbeid
D
heffingskortingen ivm de inkomstenbelasting

Slide 11 - Quizvraag

Maaike woont in een huis met 2 anderen met wie zij de woonlasten kan delen, zij ontvangt:
A
43,33% van het netto minimumloon
B
70% van het netto minimumloon
C
40% van het netto minimumloon
D
50% van het netto minimumloon

Slide 12 - Quizvraag

Fieke heeft een bijstandsuitkering omdat zij geen inkomen heeft. Haar vriend met wie ze gaat samenwonen verdient € 1100,00 per maand. Wat zijn de gevolgen van het samenwonen voor de uitkering van Fieke?
A
Geen, het inkomen van haar vriend is laag genoeg
B
Het recht op bijstand stopt; hij verdient namelijk
C
de bijstandsuitkering van Fieke wordt gekort met het inkomen van haar vriend

Slide 13 - Quizvraag

Maya heeft een ongeluk gehad en heeft hierdoor medische kosten gehad voor haar herstel. Zij heeft namelijk veel ergotherapie nodig gehad en krijgt hier een rekening voor a 1200,-. Ze kan dit niet zelf betalen, want ze heeft een inkomen op bijstandsniveau en geen vermogen. Ze heeft ook geen aanvullende zorgverkering die dit kan dekken. Recht op bijzondere bijstand?
A
ja, want onvoorziene en noodzakelijke kosten
B
nee, want dan had ze maar een aanvullende verzekering moeten afsluiten
C
nee, want ze heeft geen bijstanduitkering

Slide 14 - Quizvraag

David is samen met zijn zoontje en heeft geen werk. Hij heeft gelukkig nog 10.000 uit een erfenis ontvangen, die hij goed kan gebruiken voor het opknappen van de kinderkamer. Heeft hij recht op een bijstandsuitkering?
Ligt je antwoord toe.

Slide 15 - Open vraag

Wat is de WSW?
A
sociale voorziening
B
volksverzekering
C
werknemersverzekering

Slide 16 - Quizvraag

Door wie wordt de Wajong uitgevoerd?
A
SVB
B
Gemeente
C
UWV
D
Zorgverzekeraar

Slide 17 - Quizvraag

Voor wie is de WSW bedoeld?
A
voor mensen met een arbeidshandicap die wel willen werken, maar hulp nodig hebben daarbij
B
voor alle mensen die geen werk kunnen vinden

Slide 18 - Quizvraag

Vanaf wanneer kun je een Wajong-uitkering krijgen?
A
vanaf het moment dat je jonggehandicapt bent
B
als je 18 jaar bent
C
als je klaar bent met de middelbare school

Slide 19 - Quizvraag

Maartje is 18 jaar en heeft een lichamelijk handicap waardoor zij geen arbeidsvermogen heeft. Ze heeft geen werk. Heeft zij recht op een Wajong-uitkering?
A
ja, want ze is duurzaam jonggehandicapt
B
nee, want ze heeft nog arbeidsvermogen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de IOAZ?
A
sociale voorziening
B
volksverzekering
C
werknemersverzekering

Slide 21 - Quizvraag

Door wie wordt de IOAW uitgevoerd?
A
SVB
B
Gemeente
C
UWV
D
Zorgverzekeraar

Slide 22 - Quizvraag

Noem een belangrijk verschil tussen de IOW en de IOAW

Slide 23 - Open vraag