Woordsoorten leerjaar 1 (persoonlijk voornaamwoord en herh)

Woordsoorten herkennen
• Je kan de volgende woordsoorten herkennen:
• lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden,
• voorzetsel.
• persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten herkennen
• Je kan de volgende woordsoorten herkennen:
• lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden,
• voorzetsel.
• persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Zij heeft haar mobiel laten liggen.
A
zij
B
haar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Die rode fiets is van jou.

jou =
A
een bezittelijk voornaamwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij verbazen ons over de hoge cijfers.
Persoonlijk voornaamwoord =
A
Wij
B
ons

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij hebben ons vergist.
Ons =
Tekst
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =
A
voorzetsel
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'van' is een ...?
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pieter gaat met het vliegtuig naar Amerika.
Noem de zelfstandig(e) naamwoord(en)
A
Pieter, vliegtuig, Amerika
B
naar
C
met
D
Pieter, Amerika

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De witte jas hangt nog aan de kapstok.
Jas is een....
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lidwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De plaatselijke bende denkt dat het een criminele bende is.
plaatselijke =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommige parkeerplaatsen zijn eng.
eng=
A
bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga MET de trein naar Haarlem.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
het=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
lidwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik wil me natuurlijk niet met jullie zaken bemoeien.
persoonlijk voornaamwoord=
A
Ik
B
jullie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
Maaike
B
Paard
C
Het
D
Laptop

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden in de volgende zin zijn bijvoeglijk naamwoorden?

Dat dikke boek is echt interessant.
A
dikke - echt
B
dikke - interessant
C
dat - dikke
D
echt - interessant

Slide 19 - Quizvraag

- Het dikke boek (het boek is dik)
- Het interessante boek (het boek is interessant)

'Het echte boek' kan ook, maar dan is de betekenis van 'echt' anders. Hier gaat het om 'echt interessant'.
'Dat boek' kan ook, maar 'dat' is een aanwijzend voornaamwoord; het zegt niks over het boek.
En nu zelf aan de slag!
        
  • Meer oefenen? Ga naar juf Melis (woordsoorten)      
  •                                  Ga naar Cambiumned (woordsoorten)
  •                                  Ga naar de methodesite (It's learning)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies