Formatieve toets Stevigheid en beweging BS 1 t/m 7

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

Toets Thema
Stevigheid en
beweging 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

Toets Thema
Stevigheid en
beweging 

Slide 1 - Tekstslide

Toets thema Stevigheid  en beweging 
* De toets bestaat uit 21 vragen
*  Lees de vragen goed en rustig door.
* Lukt iets niet? Via teams even melden bij de docent!
* Afbeeldingen kun je inzoomen door er op te klikken
*  Soms is er een lege slide: gewoon doorklikken
* Je hebt 30 minuten de tijd voor het maken van de toets
* Je kan altijd terug naar de vorige vraag 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

In de afbeelding geeft tekening P een gedeelte van het geraamte van de mens weer.
Tekening Q is een vergrote doorsnede van een deel van tekening P.

Slide 4 - Tekstslide

Welk cijfer geeft in de afbeelding het heiligbeen aan?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Het percentage kalkzouten en het percentage collageen in botweefsel veranderen tijdens het leven.
In welk van de diagrammen van de afbeelding wordt dit het best weergegeven? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

Lees de informatie uit de afbeelding. Bij hypermobiliteit is er meer kans op gewrichtsslijtage, doordat de botten van het gewricht vaker tegen elkaar aan komen.
Welk onderdeel van een gewricht slijt dan vooral?

Slide 8 - Open vraag

Welk type gewricht zit er tussen de vingerkootjes?

Slide 9 - Open vraag

Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de mens zit een rolgewricht.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Pezen kunnen zich samentrekken.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Met welke spier vormt spier 2 een antagonistisch paar? Noteer het nummer.

Slide 13 - Open vraag

Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht.

A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De borstkas beschermt je hart.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat zit er in de ruimte tussen de cellen in de afbeelding links en wat zit daar in de afbeelding rechts?


A
Links zit tussencelstof en rechts ook.
B
Alleen links zit tussencelstof.
C
Alleen rechts zit tussencelstof.

Slide 16 - Quizvraag

Welke uitspraak over de wervelkolom is juist?


A
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
B
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.
C
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
D
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.

Slide 17 - Quizvraag

Uit welk materiaal bestaan pezen?


A
Uit beenweefsel.
B
Uit bindweefsel.
C
Uit kraakbeenweefsel.

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke van deze beenverbindingen is de minste beweging mogelijk?
A
1
B
2
C
3

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de antagonist van de biceps in de linkerarm zich samentrekt?




A
Dan strekt de rechterarm zich
B
Dan buigt de rechterarm zich
C
Dan strekt de linkerarm zich
D
Dan buigt de linkerarm zich

Slide 20 - Quizvraag

Hieronder staan 3 uitspraken over het skelet van een organisme
1. Het skelet bestaat geheel uit kraakbeen
2. Het skelet beschermt een aantal organen
3. Het skelet geeft vorm aan het lichaam

Welke van deze uitspraken gelden voor het skelet van de mens?
A
Alleen uitspraak 1 en 2
B
Alleen uitspraak 2 en 3
C
Alleen uitspraak 1 en 3
D
Uitspraak 1, 2 en 3

Slide 21 - Quizvraag

Aan welke wervels zijn de ribben verbonden?
A
Aan de halswervels
B
Aan de borstwervels
C
Aan de lendenwervels
D
Aan de hals- en borstwervels

Slide 22 - Quizvraag

Welke van onderstaande organen van de mens wordt/worden beschermd door het skelet?

hersenen - ogen - dunne darm - inwendig oor
A
hersenen en ogen
B
hersenen en het inwendig oor
C
hersenen, ogen en het inwendig oor
D
hersenen, ogen, het inwendig oor en dunne darm

Slide 23 - Quizvraag

Je ziet een gedeelte van het skelet van de mens.
Wat stellen de nummers 8 en 10 voor?
A
8 = spaakbeen 10 = middenhandsbeentjes
B
8 = spaakbeen 10 = handwortelbeentjes
C
8 = ellepijp 10 = middenhandsbeentjes
D
8 = ellepijp 10 = handwortelbeentjes

Slide 24 - Quizvraag

Welke botten vormen een onderdeel van de schoudergordel?
A
Bot 1, 2 en 3
B
Bot 1, 2, 3 en 5
C
Bot 2 en 5
D
Bot 1 en 2

Slide 25 - Quizvraag

Hiernaast zie je het skelet van een eekhoorn.
Wat stellen de nummers 9, 11 en 14 voor?
A
9 = middenhandsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
B
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = kuitbeen, 14 = ellepijp
C
9 = voetwortelbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
D
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = ellepijp

Slide 26 - Quizvraag