Vrouw Sijmensz.
Vrouw Sijmensz kan niet scheiden van de zee.
Dat groot gezicht doet haar zoo wel en wee.
't Is of de golf, die aan haar voeten breekt,
Zij weet niet welke woorden tot haar spreekt.
't Is of het schuim, dat krinkelt over 't strand,
Zij weet niet welke lettren schrijft in 't zand.
't Is of in 't licht, dat over 't zeevlak straalt,
Zij weet niet welk verschijnsel rijst en daalt.
Haar hart is vol, haar hoofd zoo wonder licht....
Straks draaien zwerk en zee haar voor 't gezicht.
Een luchtje speelt, en schijnt te zeggen: ‘kom!’
Vrouw Sijmensz roert de lippen, - maar blijft stom.
Haar arm zinkt naast haar neder, zwaar als lood -
En kind en kleinkind vindt vrouw Sijmensz dood.