In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Les 2 hoofdstuk 3
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Korte herhaling vorige les adv huiswerk
Toets naamgeving anorganische moleculen en alkanen
Theorie uitleg
Opdrachten tussendoor
Huiswerk
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Periodieksysteem der elementen
Soorten reacties + volledige en onvolledige verbranding (in woorden en formules) Kloppend maken van reactievergelijkingen
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Schrift/papier en pen pakken!
meeschrijven, 1 minuut opdrachten!
Slide 4 - Tekstslide
Noordhoff
opdracht 28 (ELO) hoofdstuk 3
1,2,4,7,8,10,11,12,14 en 16
Via de site (deze wordt gedeeld door de docent in teams)
Slide 5 - Tekstslide
Toets (de link krijg je van docent)
Slide 6 - Tekstslide
periodieksysteem en reacties
Slide 7 - Tekstslide
periodieksysteem
Er zit inderdaad een systeem in het patroon van de elementen. Deze rangschikking heet het Periodiek Systeem der Elementen. Het systeem bestaat uit regels met elementen volgens opklimmende massa. Deze regels heten perioden. De kolommen heten groepen. De elementen in een bepaalde groep hebben overeenkomstige eigenschappen.
Slide 8 - Tekstslide
metalen
Je ziet in het periodiek systeem een trapvormige scheidslijn tussen metalen en andere elementen. De andere elementen heten niet-metalen.
Metalen hebben een aantal gemeenschappelijke stofeigenschappen. De belangrijkste zijn:
metalen geleiden elektrische stroom;
metalen geleiden warmte;
metalen zijn vast bij kamertemperatuur;
metalen glimmen van zichzelf of na polijsten.
Slide 9 - Tekstslide
niet-metalen
Niet-metalen hebben nauwelijks gemeenschappelijke eigenschappen. Een van de weinige gemeenschappelijke eigenschappen is, dat ze zowel in vaste als in vloeibare toestand geen stroom geleiden. De niet‑metalen staan rechts in het periodiek systeem, behalve waterstof. Je ziet waterstof in groep 1 staan, terwijl het geen metaal is.
Slide 10 - Tekstslide
metalen en niet-metalen
Alle materie op aarde is ontstaan door reacties van de elementen uit het periodiek systeem. Dat betreft reacties van metalen met niet-metalen of reacties van twee of meer niet‑metalen met elkaar.
Slide 11 - Tekstslide
metalen en niet-metalen
Metalen reageren namelijk niet met elkaar. Je kunt ze hoogstens in gesmolten toestand met elkaar mengen.
Een metaal kan wel reageren met een niet-metaal. Bij de reactie van ijzer met zuurstof ontstaat ijzeroxide.
Een niet-metaal kan ook reageren met een ander niet-metaal. Bij de reactie van waterstof met zuurstof, allebei niet-metalen, ontstaat water.
Slide 12 - Tekstslide
3 stoffen
Op grond van de stroomgeleiding kun je drie soorten stoffen onderscheiden: metalen, zouten en moleculaire stoffen.
Een oplossing van een zout in water geleidt ook elektrische stroom. Een oplossing van een moleculaire stof in water, bijvoorbeeld een oplossing van glucose, geleidt niet.
Slide 13 - Tekstslide
samenvatting
Elementen zijn niet-ontleedbare stoffen. In het periodiek systeem staan de elementen gerangschikt naar opklimmende massa.
Het periodiek systeem bestaat uit horizontale perioden en verticale groepen. Elementen in dezelfde groep hebben overeenkomstige chemische eigenschappen.
Er zijn twee soorten elementen: metalen en niet-metalen.
Er zijn drie soorten stoffen: metalen, zouten en moleculaire stoffen. Deze soorten stoffen zijn te onderscheiden door stroomgeleiding.
De naam van een zout begint met de naam van het metaal, gevolgd door de naam van het niet-metaal en de uitgang -ide.
De docent pakt de site erbij, pak zelf papier en pen voor de opdrachten!
Slide 15 - Tekstslide
Reacties
Slide 16 - Tekstslide
reacties
De elektrolyse van water is een chemische reactie. De atomen van de watermoleculen hergroeperen zich bij de reactie. Er ontstaan moleculen waterstof en moleculen zuurstof. Het reactieschema is:
water(l) → waterstof(g) + zuurstof(g)
Nu je formuletaal hebt geleerd, kun je de formules van de stoffen opschrijven.
H2O → H2 + O2
Slide 17 - Tekstslide
reactievergelijking kloppend maken
Stap 1
Schrijf op hoeveel atomen je aan beide kanten van de vergelijking hebt.
Water -> waterstof + zuurstof
H2O -> H2 + O2
Er staan voor en na de pijl H-atomen en O-atomen.
Slide 18 - Tekstslide
H2O -> H2 + O2
Voor de pijl zijn er 2 H-atomen en 1 O-atoom. Na de pijl zijn er 2 H-atomen en 2 O-atomen. Er is na de pijl dus een O-atoom bij gekomen. Dat kan niet, dus we moeten ervoor zorgen dat we voor de pijl ook 2 O-atomen hebben. We kunnen de molecuulformule van water niet aanpassen, we kunnen alleen meer watermoleculen gebruiken. Dan gebeurt er dit:
2 H2O -> H2 + O2
Slide 19 - Tekstslide
2 H2O -> H2 + O2
Nu hebben we voor en na de pijl 2 O-atomen. Maar nu is er een ander probleem. We hebben nu voor de pijl 4 H-atomen (tel maar na) en na de pijl 2 H-atomen. Ook daar kunnen we dit alleen oplossen door meer waterstof-moleculen te gebruiken. Om uit te komen op 4 H-atomen hebben we 2 moleculen waterstof nodig. De vergelijking ziet er dan zo uit:
2 H2O -> 2 H2 + O2
Slide 20 - Tekstslide
samenvatting
Een reactievergelijking geeft een reactie weer in formules met de fase van de stoffen.
Een reactievergelijking voldoet aan de wet van atoombehoud: van elke atoomsoort zijn er voor en na de reactie evenveel atomen.
Een reactievergelijking is kloppend als het aantal atomen van elke soort vóór en na de reactie gelijk is.
Om een reactievergelijking kloppend te maken pas je de coëfficiënten aan.