In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
LENZEN (3.2)
Slide 1 - Tekstslide
Positieve lenzen:
Aan de rand dunner dan in het midden (bolle lenzen).
Negatieve lenzen:
Aan de rand dikker dan in het midden (holle lenzen).
Slide 2 - Tekstslide
Positieve lenzen
Convergerend: lichtstralen worden afgebogen naar binnen, naar de hoofdas
Evenwijdige bundel voor
lens is convergente bundel na lens
Boller - sterker convergerende werking
Slide 3 - Tekstslide
Negatieve lenzen
Divergerend: Lichtstralen afgebogen naar buiten bij hoofdas vandaan.
Evenwijdige bundel voor
lens is divergent na de lens
Holler - sterker divergerende
werking
Slide 4 - Tekstslide
Spiegelen
Spiegelwet. Je tekent de normaal. Meet hoek van inval op.
Hoek van terugkaatsing is dan even groot.
Beeldpunt methode. Je tekent het spiegelbeeld van punt p. Deze noem je bijvoorbeeld p' vervolgens teken je lichtstralen die vanuit p' af lijken te komen
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Constructiestralen
Tekening op schaal -> Bepaal waar beeld achter lens ontstaat
Dit heet construeren
We doen het altijd met twee lichtstralen
1 - Door het midden van de lens, verandert niet van richting
2 - Evenwijdig aan hoofdas. Na lens door brandpunt (F).
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Stappen:
1. Teken lens met hoofdas en brandpunt (F)
2. Voorwerp en pijl V1 V2 juiste afstand.
3. Twee constructiestralen, B1 waar stralen samen komen.
4. Beeld B1 B2.
Beeld ondersteboven.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Voorbeeldvraag:
Teken het beeld van een voorwerp wat 3,5 cm hoog staat, en 5 cm van een lens staat, als de lens een brandpunt van 2,5 cm heeft.