Spreken, kijken en luisteren - blok 3

Spreken, kijken en luisteren - blok 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren - blok 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij/jullie vandaag doen? 
  • We gaan eerst de afspraken en regels doornemen.
  • We gaan de leerdoelen van vandaag doornemen.
  • Eerst krijgen jullie een terugkoppeling van de theorie van spreken, kijken en luisteren van blok 2.
  • Jullie krijgen instructie over de theorie van spreken, kijken en luisteren van blok 3.
  • Jullie maken de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 1 en 2 af. 
  • Jullie gaan de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 3 maken.
  • Ben je klaar met deze opdrachten? Dan ga je werken aan Numo. 

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken en regels
Telefoon thuis of in de kluis!
Opgeladen Chromebook
1e keer waarschuwing
2e keer strafwerk
3e keer nablijven
Kauwgom/snoep in de prullenbak --> nu nog kans om het weg te gooien.
Flesjes drinken in de tas -->  Als je een slokje wil drinken, vraag even om toestemming. 
Als er iemand aan het woord is, is de rest stil 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
Na deze les:

  • kun je de verschillende luistermanieren onderscheiden en toepassen;
  • kun je (deel)onderwerpen van fragmenten benoemen;
  • kun je de betrouwbaarheid van fragmenten beoordelen;
  • kun je het vervolg van een film voorspellen;
  • kun je een woord waar je niet op kunt komen, omschrijven.




Slide 4 - Tekstslide

Terugkoppeling theorie - blok 2 
  • Tekstdoelen en tekstsoorten van gesproken teksten
  • Onderwerp van gesproken tekst
  • Samenvatting maken van gesproken tekst
  • Publiek

Slide 5 - Tekstslide

Tekstsoorten en tekstdoelen 

Slide 6 - Tekstslide

Samenvatting maken van gesproken tekst 
Soms moet je een samenvatting maken van een tekst of een fragment. Je maakt dan tijdens het kijken en luisteren aantekeningen. Zo doe je dat:
  • Je schrijft het onderwerp bovenaan.
  • Je schrijft steekwoorden op, je gebruikt geen hele zinnen.
  • Je laat af en toe een regel leeg, dan kun je later nog iets aanvullen.
  • Je gebruikt pijlen (→ of ↔) en schema’s (bijvoorbeeld rijtjes of een woordveld) om verbanden aan te geven.
  • Je zorgt ervoor dat je aantekeningen leesbaar zijn.
  • Je werkt je aantekeningen zo snel mogelijk uit, zodat je geen belangrijke zaken vergeet.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp van gesproken tekst, publiek en samenvatting maken van een gesproken tekst
onderwerp --> je geeft in één of enkele woorden aan waarover een tekst, fragment of programma gaat.
Publiek --> wat je zegt en op welke manier je iets zegt, hangt af van tegen wie je het zegt, je publiek.

Slide 8 - Tekstslide

Spreken, kijken en luisteren - blok 3 
  • Manieren van luisteren 
  • Vervolg voorspellen 
  • Onderwerp en deelonderwerpen
  • Context 
  • Geloofwaardigheid 
  • Gebruik van je stem (2)

Slide 9 - Tekstslide

Manieren van luisteren
Er zijn verschillende manieren waarop je kunt luisteren: globaal, precies en gericht.

Slide 10 - Tekstslide

Er zijn verschillende luistermanieren. Wat doe je bij precies luisteren?
A
Je houdt alleen de grote lijnen in de gaten, bijvoorbeeld omdat je wilt weten wat het onderwerp is.
B
Je luistert nauwkeurig, bijvoorbeeld omdat je een samenvatting moet maken.
C
Je bent alleen geïnteresseerd in bepaalde uitspraken

Slide 11 - Quizvraag

Er zijn verschillende luistermanieren. Wat doe je bij globaal luisteren?
A
Je houdt alleen de grote lijnen in de gaten, bijvoorbeeld omdat je wilt weten wat het onderwerp is.
B
Je luistert nauwkeurig, bijvoorbeeld omdat je een samenvatting moet maken.
C
Je bent alleen geïnteresseerd in bepaalde uitspraken

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste luistermanier.
Hoe luister je naar het weerbericht van vandaag als je wilt weten of je kunt gaan zwemmen in het buitenbad? Dan luister je.............
A
globaal
B
precies
C
gericht

Slide 13 - Quizvraag

Vervolg voorspellen
Als je naar een film kijkt, bedenk je vaak al voor jezelf hoe hij zal verdergaan. Op basis van wat je ziet en de informatie die je krijgt, kun je het vervolg voorspellen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Het eerste deel eindigt met: ‘Maar het wordt nog erger… .’ Voorspel waar het vervolg over zal gaan. Leg uit wat erger wordt en voor wie.

Slide 16 - Open vraag

Onderwerp en deelonderwerpen 
Elke tekst, geschreven of gesproken, heeft een onderwerp, het gaat ergens over. Meestal kun je het onderwerp in één of enkele woorden zeggen.
Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea’s bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we de deelonderwerpen.
Het onderwerp van de hele tekst wordt verdeeld in deelonderwerpen. Gaat een tekst bijvoorbeeld over sport, dan kunnen in drie alinea’s hockey, voetbal en tafeltennis besproken worden. Dat zijn dan de deelonderwerpen.

Slide 17 - Tekstslide

Kijk en luister naar het volgende fragment. Na het fragment komen de vragen. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Wat is het onderwerp van het hele fragment?

Slide 20 - Open vraag

Noem twee deelonderwerpen.

Slide 21 - Open vraag

Context
De context is de tekst en het beeld rond een onbekend woord. De context is dus alles waardoor de betekenis duidelijk wordt. Je kunt de context gebruiken om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen, zowel bij kijken en luisteren, als bij lezen.

Slide 22 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met de context van een moeilijk woord?
A
De tekst rondom een moeilijk woord
B
De betekenis van een moeilijk woord
C
De plaats van een moeilijk woord in de tekst
D
De manier waarop het moeilijke woord gebruikt wordt

Slide 23 - Quizvraag

Geloofwaardigheid
In hoeverre iemand geloofd moet worden, noem je de geloofwaardigheid. Als je naar iets kijkt, moet je je altijd afvragen hoe geloofwaardig het is. Je bent kritisch en gelooft niet alles wat je hoort en ziet.
Als je docent aardrijkskunde vertelt uit welke lagen de aarde is opgebouwd, dan geloof je dat wel. Maar als je op televisie een reclame ziet voor het beste wasmiddel ooit, geloof je dan ook alles wat ze in die reclame zeggen?
Reclames proberen jou over te halen om iets te kopen. Dat doen ze vaak door dingen mooier te maken dan ze in werkelijkheid zijn. Over dingen die niet goed zijn, wordt gezwegen. Wat ze in een reclame zeggen, is dus niet altijd geloofwaardig.

Slide 24 - Tekstslide

Is de spreker geloofwaardig of niet? lees de volgende situatie:
Via Marktplaats ben je op zoek naar een gebruikte fiets en maak je een afspraak met de verkoper. Als je bij de verkoper komt, vertelt hij over de fiets. Het is een echte merkfiets, pas twee jaar oud, nooit wat aan kapot geweest, is stevig, roest niet, enzovoort. Dat er een spaak in het voorwiel los zit, vertelt hij niet.

A
De spreker is geloofwaardig
B
De spreker is niet geloofwaardig

Slide 25 - Quizvraag

Is de spreker geloofwaardig of niet? lees de volgende situatie:
Je bent op zoek naar een nieuwe fiets, maar je weet niet welke je moet kiezen. Je vraagt om informatie bij de Fietsersbond. Deze bond is opgericht voor alle fietsende mensen. Ook heeft de bond een adviesafdeling. De mevrouw aan de telefoon geeft je allerlei tips waar je op moet letten als je een nieuwe fiets koopt.
A
De spreker is geloofwaardig
B
De spreker is niet geloofwaardig

Slide 26 - Quizvraag

Gebruik van je stem
Voor een radiopresentator is zijn stem het enige gereedschap dat hij heeft. De luisteraar ziet zijn knipoog of boze gezicht niet. Dj’s zijn daarom heel goed in het vasthouden van de aandacht door variatie aan te brengen in toonhoogte, volume, tempo en intonatie van hun stem.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag! 
  • Je maakt de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 1 en 2 af. 
  • Je gaat beginnen aan de opdrachten van spreken, kijken en luisteren van blok 3. 
  • Ben je klaar? Dan ga je aan Numo werken. 

     

Slide 28 - Tekstslide