Het naamwoordelijk deel van het gezegde

Het naamwoordelijk deel van het gezegde
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnSecundair onderwijs

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het naamwoordelijk deel van het gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van volgende zin?
Claudia is een slavin.

Slide 2 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Hadrianus is een keizer.

Slide 3 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
De slaven zijn vermoeid.

Slide 4 - Open vraag

Onderwerp
Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is.

Slide 5 - Tekstslide

Welk(e) woord(en) geeft meer info over Claudia?
Claudia is een slavin.

Slide 6 - Open vraag

Welk(e) woord(en) geeft meer info over het onderwerp?
Hadrianus is een keizer.

Slide 7 - Open vraag

Welk(e) woord(en) geven meer uitleg over het onderwerp?
De slaven zijn vermoeid.

Slide 8 - Open vraag

Naamwoordelijk deel van het gezegde.
Geeft een eigenschap van het onderwerp 
bv.. een slavin
of 
geeft meer info over de toestand van het onderwerp
bv. vermoeid

Slide 9 - Tekstslide

Welk woord zorgt voor de koppeling tussen het onderwerp en het NWD?
Claudia is een slavin.

Slide 10 - Open vraag

Welk woord zorgt voor de koppeling tussen het onderwerp en het NWD?
Hadrianus is een keizer.

Slide 11 - Open vraag

Welk woord zorgt voor de koppeling tussen het onderwerp en het NWD?
De slaven zijn vermoeid.

Slide 12 - Open vraag

Het koppelwerkwoord
koppelt het naamwoord aan het onderwerp. 

Slide 13 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde.
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel van het gezegde. 
1. Claudia is een slavin.

2. Hadrianus is een keizer.

3. De slaven zijn vermoeid. 

Slide 14 - Tekstslide