Thema wonen taak 1: les 1 Omgaan met financiën - Procenten

Domein 2 
Procenten gebruiken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Domein 2 
Procenten gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat zou je doen met 1 miljoen euro?

Slide 4 - Open vraag

Wat vinden wij belangrijk hier op school?
A
Respect
B
Veiligheid
C
Rust
D
We zijn aan het werk

Slide 5 - Quizvraag

Wat doe je na schooltijd?

Slide 6 - Open vraag

Wat is je lievelingseten?

Slide 7 - Open vraag

Wie vindt een 5.5 goed genoeg?

Slide 8 - Woordweb

LEERDOELEN

JE KUNT:
  • REKENEN MET PROCENTEN  
  • JE KUNT GEBRUIKMAKEN VAN DE SAMENHANG TUSSEN PERCENTAGE,     BREUKEN EN VERHOUDINGEN ALS JE ERMEE REKENT
  • EEN VERHOUDINGSTABEL GEBRUIKEN

Slide 9 - Tekstslide

VOORKENNIS:
WAT WEET JE OVER PROCENTEN ?

Slide 10 - Open vraag

PROCENTEN
Bij het rekenen met procenten heb je altijd te maken met een deel en het totaal. Een percentage geeft de verhouding weer tussen een deel en een totaal. Het totaal is altijd 100%

Als je rekent met procenten moet je op twee dingen letten:
Bedenk wat 100% is. Een verhoudingstabel kan hierbij helpen.
Bedenk welke strategie handig is voor je berekening. 


Slide 11 - Tekstslide

PROCENTEN, BREUKEN EN VERHOUDINGEN
Percentages, breuken en verhoudingen geven allemaal een deel van een totaal aan.
In dit schema zie je de samenhang tussen percentages, breuken en verhoudingen.


Slide 12 - Tekstslide

VB: PROCENTEN, BREUKEN EN VERHOUDINGEN
Hoeveel procent van de mbo-studenten spaart zelf?
Bedenk welke breuk of welk percentage je kunt gebruiken.






4/deel is 4 × 20% = 80%.
80% van de mbo-studenten spaart zelf.

Slide 13 - Tekstslide

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Breuken optellen



31+31=
A
2/6
B
1/9
C
2/3
D
1/6

Slide 15 - Quizvraag


Wat is hetzelfde als ?
72
A
141
B
216
C
218
D
308

Slide 16 - Quizvraag

Bij breuken vermenigvuldigen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag


A
1/4 deel
B
1/2 deel
C
1/3 deel
D
3/1 deel

Slide 18 - Quizvraag

Welke breuk hoort hierbij?

'We hebben 10 appels welke we over 5 leerlingen moeten verdelen.
Hoeveel appels heeft iedereen dan?'
A
2/10
B
10/5
C
5/10
D
10/2

Slide 19 - Quizvraag


Welke breuk hoort bij 12,5% ?
A
21
B
41
C
31
D
81

Slide 20 - Quizvraag

Als je chocomel maakt voor 4 personen dan heb je 12 schepjes cacao nodig. Hoeveel schepjes heb je dan nodig voor 6 personen?
A
12
B
13
C
18
D
19

Slide 21 - Quizvraag


Welke breuk hoort bij 50% ?
A
21
B
41
C
31
D
81

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel pepperspray krijgen ze?
A
500
B
250
C
125
D
1000

Slide 23 - Quizvraag

Zelf aan de slag
AAN DE SLAG MET: STUDIEMETER 
THEMA: WONEN 


VRAGEN ? STEL ZE DAN KOM IK JE HELPEN! 


Slide 24 - Tekstslide

EVALUATIE:
WAT HEB JE GELEERD?
HOE IS HET GEGAAN MET PERCENTAGE UITREKENEN?
HEB JE TIPS EN/OF TOPS VOOR DE DOCENT?

Slide 25 - Open vraag