Herhaling Modalverben Klas 2b

Herhaling w.w. Kapitel 8
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling w.w. Kapitel 8

Slide 1 - Tekstslide

Was werden wir heute machen?
Leerlingen die de grammatica niet gaan herkansen:
Je krijgt een leestekst of
mag een praktische opdracht voor Kapitel 8 of 9 bedenken!
Herkansers grammatica:
  • betekenis werkwoorden
  • vervoeging werkwoorden
  • extra opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Je kunt de werkwoorden:
können - dürfen - müssen - wissen
sollen - wollen - mögen - möchten
in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Betekenis Modalverben:

können = kunnen, in staat zijn tot

dürfen = mogen, toestemming hebben
mögen = houden van/leuk vinden/ aardig vinden, lusten

müssen = moeten/noodzaak -> het kan niet anders



Betekenis Modalverben:

wollen = willen

sollen = moeten/bevel, wil van een ander

möchten = willen (wens)

wissen = weten

Slide 4 - Tekstslide

op een rijtje:
Let op
mogen                                   dürfen
leuk vinden, lusten                                mögen

Wer                             wie 
vervoegd als : er/sie/es





Slide 5 - Tekstslide

De vervoegingen

Slide 6 - Tekstslide

Oefeningen
  • (kunnen) ... Sie mir bitte helfen. 
  • können = Sie
  • (moeten) Ich habe keine Zeit, denn ich ... meine Hausaufgaben machen.
  • muss = ich
  • (moeten) Sag mir bitte, was ich einkaufen ...!
  • soll = (wil van een ander) ich

Slide 7 - Tekstslide

Oefeningen
  • (mogen) ... ich bitte ein Glas Wasser haben?
  • Darf = ich
  • (kunnen) Ich ... die Modalverben noch nicht so gut.
  • kann = ich
  • (moeten) Ich ... noch mehr üben.
  • muss = ich

Slide 8 - Tekstslide

(mogen) Wer ... mitkommen?
A
mögt
B
mögen
C
mag
D
magst

Slide 9 - Quizvraag

(weten) Mia ... , was ich schön finde.
A
wissen
B
weiss
C
weisst
D
wisst

Slide 10 - Quizvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
kannst
kann
kann
können
können
könnt

Slide 11 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mag
mag
mögen
mögt
mögen
magst

Slide 12 - Sleepvraag

(lusten) ... ihr Spaghetti?
A
Mögt
B
Magst
C
Mag
D
Mögen

Slide 13 - Quizvraag

(moeten) Mia hat gesagt, dass ich etwas für sie mitbringen ...
A
sollen
B
soll
C
sollst
D
sollt

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Zelf aan de slag
  • Je krijgt nu een stencil met oefenzinnen.
  • ga deze zelfstandig maken.
  • je krijgt er +/- 10 minuten voor
  • daarna gaan wij ze samen bespreken 

Slide 16 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 17 - Tekstslide