In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
hst 5 chemische reacties
Slide 1 - Tekstslide
programma les 1;
- kenmerken verbrandingsreacties
- verschil onvolledig/volledige verbranding
- aantoningsreacties
Kijk je hw zelf na en verbeter met behulp van antwoordenboek B bij jaarmateriaal in classroom.
Slide 2 - Tekstslide
verbrandingsdriehoek( 1 ding weghalen--> blussen)
Ontbrandingstemperatuur:
Komt de temperatuur daar boven gaat die brandstof branden (dit verschilt per stof-> stofeigenschap) Bij blussen met water verdampt het water -> de brandstof koelt daardoor af tot onder de ontbrandingstemperatuur
Slide 3 - Tekstslide
bij snelle verbrandingen ontstaan:
warmte
vlammen =brandend gas
soms rook(= gas +vaste deeltjes
soms vonken(=vaste gloeiende deeltjes)
vaak as
reactieverschijnselen bij verbranding
Slide 4 - Tekstslide
volledige verbranding koolwaterstoffen
kleurloze of blauwe vlam
CxHy + O2(g) --> H2O(l) + CO2(g)
koolstofdioxide is een broeikasgas . Als dit ontstaat bij het verbranden van fossiele brandstoffen dan ontstaat versterkt broeikaseffect
onvolledige verbranding koolwaterstoffen
oranje of gele vlam
CxHy+ O2(g)--> H2O(l)+ C(s) + CO(g)
koolstofmonoxide (=kolendamp) is een dodelijk gas
koolstofmonoxide is zwaar (net als koolstofdioxide), kleur- en geurloos en voorkomt opname van zuurstof -> je stikt
Als de brandstof ook zwavel bevat ontstaat bij verbranding altijd zwaveldioxide SO2(g)
Slide 5 - Tekstslide
langzame verbrandingen (ontstaat geen vlam wel warmte)
b.v. verteren van voedsel of het oxideren van metalen
Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE
Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
verbrandingsproducten zijn oxides (verbindingen met zuurstof)
water en koolstofdioxide kun je aantonen (= bewijzen) zie slides hierna
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
dus als je wilt bewijzen dat je een koolwaterstof verbrandt:
Daarvoor maak je gebruik van een Reagens= stof die een andere stof zichtbaar maakt
Water toon je aan met wit kopersulfaat want dat wordtblauw
Koolstofdioxide toon je dus aan met helder kalkwater want dat wordt troebel en wit
moet je aantonen (= bewijzen) dat de onzichtbare verbrandingsproducten waterdamp en koolstofdioxide zijn ontstaan.
Slide 9 - Tekstslide
b.v aantonen dat hout een koolwaterstof is met een proef
verbrand de brandstof
vang de verbrandingsgassen op en laat ze door deze opstelling gaan
als waterdamp bij het witte kopersulfaat komt kleurt dit blauw
als koolstofdioxide door kalkwater gaat wordt dit troebel en wit
nu heb je beide stoffen aangetoond =bewezen
conclusie: hout is een koolwaterstof
Slide 10 - Tekstslide
aan de slag
Leren 5.1 en maken 1 t/m 7 + 10 ((b+c niet)
Kijk je hw zelf na en verbeter met behulp van antwoordenboek B bij jaarmateriaal in classroom.
Slide 11 - Tekstslide
Belangrijke aantoningsreacties
aan te tonen stof
indicator/aan-toningsproef
waarneming
water
wit kopersulfaat
wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water
koolstof-dioxide
kleurloos/helder kalkwater
wordt troebel en wit als er CO2 doorheen gaat
waterstof
gas opvangen en aansteken
je hoort een blaffend geluid
zuurstof
gloeiend voorwerp erbij
voorwerp gaat feller branden
zwaveldioxide
joodwater
geel joodwater ontkleurt
Slide 12 - Tekstslide
5.2 reactievergelijkingen en naamgeving
vragen hw?
systematische naamgeving uitleg
herhaling reactievergelijking opstellen en kloppend maken
Slide 13 - Tekstslide
Naamgeving moleculaire stoffen:
hoeveel atomen van elke soort in verbinding
atoomsoorten uit tabel 1 in de stof--> naam eindigt altijd op .........ide
telwoorden: tabel 2 wat in de naam voor de atoomsoort staat, staat in de formule erachter
b.v. difosforpentaoxide (P2O5)
moleculaire stoffen bevatten nooit metaalatomen
veel stoffen hebben een triviale naam, zie binas tabel 42
tabel 1 in boek vervoegingen
tabel 2 griekse naamwoorden
voorbeelden naamgeving
Slide 14 - Tekstslide
langzame verbrandingen/oxideren (ontstaat geen vlam wel warmte)
b.v. verteren van je voedsel of het oxideren van metalen (= reactie aangaan met zuurstof).
Ook hierbij ontstaat altijd WARMTE
Algemene notatie van verbrandingen:
brandstof + zuurstof--> verbrandingsproduct(en)
verbrandingsproducten zijn vaak oxides (verbindingen met zuurstof)
Slide 15 - Tekstslide
Neem over en maak in je schrift
noteer het reactieschema (= in woorden) met toestands-aanduiding (s) =vast, (l) =vloeibaar, (g) = gasvormig
noteer daarna in symbolen (check of je voor én na de reactie dezelfde atoomsoorten hebt)
kloppend maken
Slide 16 - Tekstslide
verbranding van waterstof
waterstof + zuurstof --> waterdamp
H2(g)+O2(g)−−>H2O(g)
2H2(g)+O2(g)−−>2H2O(g)
Slide 17 - Tekstslide
stel bij de volgende situaties de reactievergelijking op; eerst in woorden, dan in symbolen en maak kloppend
bij de verbranding van waterstof wordt er waterdamp gevormd.
Bij het roesten van ijzer ontstaat ijzeroxide met de formule Fe2O3
Bij de onvolledige verbranding van ethaan C2H6 (g) ontstaat naast water nog een andere stof
Slide 18 - Tekstslide
bij het roesten van ijzer onstaat ijzeroxide Fe2O3
ijzer + zuurstof --> ijzeroxide
Fe(s)+O2(g)−−>Fe2O3(s)
4Fe(s)+3O2(g)−−>2Fe2O3(s)
Slide 19 - Tekstslide
onvolledige verbranding van ethaan (= C2H6(g)) waarbij waterdamp en 1 andere stof ontstaan
Oplossing: opl: Mg x 17 g = 9 g x 10 g dus Mg = 90 g = 5,29411 g 5 g 17
Controle: 5,29 x 17 = 9x 10 = 90 klopt!
Hoeveel magnesium nodig om 10 g magnesiumoxide te maken?
≈
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
aan de slag
leren 5.3 maken: 5, 7, 10 + maken par 5.4: 1 t/m 3, 5, 7, 9
Slide 26 - Tekstslide
5.4 versterkt broeikaseffect
verschil natuurlijk en versterkt broeikaseffect
oorzaken van versterkt broeikaseffect
gevolgen versterkt broeikaseffect
Slide 27 - Tekstslide
C en H atomen blijven opgeslagen in hout (= glucose) bij verbranding ontstaat weer CO2 (en H2O )
bij het verbranden van fossiele brandstoffen wordt deze kringloop verstoord omdat er te veel tijd tussen opname en afgifte van CO2zit dus versterkt broeikaseffect.
bij het verbranden van biobrandstoffen wordt de kringloopniet verstoord --> geen extra CO2 in de atmosfeer dusgeenversterkt broeikaseffect.)
koolstofdioxidekringloop in planten: normaal altijd +- evenveel CO2 in dampkring
Eerst fotosynthese daarna verbranding (of rotten)
volledige verbranding organisch materiaal altijd
(CxHY)+ O2(g)--> CO2 (g)+H2O(l)
Slide 28 - Tekstslide
Ontstaat door broeikasgassen ( b.v. H2O en CO2 )in de dampkring.
Deze gassen houden een deel van de warmte van de zon vast
Broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan.
Zonder dampkring zijn de temperatuurverschillen op aarde daarvoor te groot.
Natuurlijk broeikaseffect (links)
Slide 29 - Tekstslide
stijging van broeikasgassen zoals H2O en CO2 in dampkring waardoor:
gemiddelde temperatuur stijgt
verandering klimaat: sommige plekken droger andere plekken juist vochtiger
smelten poolijs en stijging waterspiegel
uitsterven dieren en planten en meer kans op epidemie
Versterkt broeikaseffect (rechts)
Door verbranding van fossiele brandstoffen
Slide 30 - Tekstslide
Duurzaamheid
Slide 31 - Tekstslide
Duurzaamheid
Duurzaamheid="proberen te voldoen aan de behoeften van het heden, zonder de behoeften in de toekomst te beperken ".
Zo mens- en millieuvriendelijk mogelijk produceren zonder te aarde uit te putten.
Slide 32 - Tekstslide
Groene Chemie
Ga veilig om met chemicalien
Verbruik weinig energie en grondstoffen
Recycle grondstoffen =hernieuwbare grondstoffen
Recycle energie/ gebruik groene energie
Produceer zo min mogelijk afval -> hergebruik
Denk om de toekomst
Slide 33 - Tekstslide
Rekening houden met de toekomst
Grondstoffen raken op dus koop niet onnodig en recycle !!
Plastic
Elektrische apparaten
Papier, kleding etc.
Energieverbruik:
Ga zuinig om met energie (extra trui, energiezuinige apparaten, isoleren, moet je vliegen?)
Gebruik alternatieve energie-bronnen
Gebruik rest-warmte voor elders in het proces
Iedereen maakt zijn eigen keuzes, begin ergens en kies slim!!
Slide 34 - Tekstslide
verwerking:
maken test jezelf hst 5+ oefentoets
toetsweek hst 4 + 5
Slide 35 - Tekstslide
2 H2O --> 2 H2 + O2 Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
Slide 36 - Quizvraag
2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vorming
D
Onvolledige verbranding
Slide 37 - Quizvraag
Maud leidt lucht door kalkwater tot het troebel en wit wordt. Welke stof uit de lucht veroorzaakt dit?
A
koolstofdioxide
B
stikstof
C
waterdamp
D
zuurstof
Slide 38 - Quizvraag
Bij een onvolledige verbranding van koolwaterstoffen ontstaan:
A
zuurstof en roet
B
koolstof en koolstofdioxide
C
koolstof, koolstofdioxide en waterdamp
D
roet, koolstofmonoxide en waterdamp
Slide 39 - Quizvraag
Welk van de volgende uitspraken is/zijn niet waar
A
bij een volledige verbranding is de vlam oranje/ geel
B
een ander woord voor koolstofmonoxide = kolendamp
C
koolstofmonoxide en roet zijn beide brandbare stoffen
D
koolstofdioxide is een zwaar en giftig gas
Slide 40 - Quizvraag
Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect wordt veroorzaakt door CFK's
B
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
C
versterkt broeikaseffect ontstaat door koolstofmonoxide
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect
Slide 41 - Quizvraag
einde les 6
hw: goed lezen hst 6.1
maken 1t/m 4,7,10,11
Slide 42 - Tekstslide
programma 20/21 juni:
1. Afmaken practicumdossier: 10 min. met zelfde partner als bij proef!
2. Voorbereiden practicum morgen:
Ophalen theorie
Demo proeven
3. Inzage toets/bespreken + maken afspraken herkansen/inhalen!
i uur: vanmiddag 14.20
I.v.m. bronchitis probeer ik zo min mogelijk te praten, dus graag alleen vragen wat noodzakelijk is!
Slide 43 - Tekstslide
groepsopdracht: beantwoord de volgende vragen (in 4 min. )
Je krijgt vlam in de pan: wat moet je doen? en welke brandvoorwaarde(n) haal je dan weg?Leg uit.
geef de kloppende reactievergelijking
van de onvolledige verbranding van methaan. (roet en koolstofdioxide mag je weglaten) Waaraan kun je een onvolledige verbranding herkennen?