In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Taalverzorging
Hoofdletters en leestekens
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
-Aan het einde van de les weet je wanneer je hoofdletters gebruikt.
-Aan het eind van de les kan je punten, vraagtekens en uitroeptekens op de juiste manier gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Tekst
hallo allemaal welkom bij het onderdeel taalverzorging hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
Slide 3 - Tekstslide
Waarom is de tekst die je net hebt gezien fout?
Slide 4 - Tekstslide
Waarom gebruiken we hoofdletters en leestekens?
Slide 5 - Tekstslide
Hoofdletters en leestekens
-Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.
-De lezer kan de tekst zo veel beter begrijpen.
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdletters
-Elke zin begint met een hoofdletter.
Ik ga met Sophie naar Parijs.
Slide 7 - Tekstslide
Schrijf je hele naam
Slide 8 - Open vraag
Hoofdletters
-Alle namen beginnen met een hoofdletter.
Ik ga met Sophie naar Parijs.
-Je schrijft altijd de voornaam en achternaam met een hoofletter.
Anna Mulder - Joris Janssen - Julia Boom
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdletters
-Aardrijkskundige namen: namen van plaatsen, streken en landen schrijf je ook met een hoofdletter.
Ik ga met Sophie naar Parijs.
-Maar ook bijvoorbeeld voor bergen, rivieren en woestijnen.
de Pyreneeën, de Schelde
Slide 10 - Tekstslide
Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.
'ik was in utrecht toen ik milo tegenkwam.'
Slide 11 - Open vraag
Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.
'ik ga met anna naar amerika.'
Slide 12 - Open vraag
Leestekens
1. Punt:
-Aan het einde van een zin.
Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.
Slide 13 - Tekstslide
Leestekens
2. Vraagteken:
-Na een vraag.
Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?
‘Neem jij mijn tas mee?’ vroeg Martijn.
Slide 14 - Tekstslide
Leestekens
3. Uitroepteken:
-Om aan te geven dat iemand luid roept;
-Om een bevel of waarschuwing aan te geven.
‘Ik ben beneden!’ klonk het vanuit de kelder.
Halt, of ik schiet!
Stop!
Kom hier!
Slide 15 - Tekstslide
Klassikale opdracht
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag:
Basis --> NN6 TV h1 leestekens online
Kader --> NN6 TV h1 leestekens online
Slide 17 - Tekstslide
Je hebt nu geleerd:
-Hoofdletters aan het begin van een zin;
-Hoofdletters bij eigennamen;
-Een punt aan het einde van de zin;
-Een vraagteken na een vraag;
-Een uitroepteken om aan te geven dat iemand hard roept of om een bevel of waarschuwing aan te geven.