1b - formuleren - verbanden tussen zinnen plus alinea schrijven

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les 
  • Herhalen we de 5w+h-vragen
  • Activeren we de voorkennis
  • Krijg je uitleg over verbanden leggen
  • Krijg je uitleg over alinea's schrijven
  • Ga je zelfstandig aan de slag
  • Bereid je je voor op de toets. 

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.
Kun je alinea's schrijven in een tekst
Weet je hoe je je moet voorbereiden op een toets. 

Slide 3 - Tekstslide

Bedenk een vraag die begint met een van de 5 W's of met de H.

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je al?

Slide 5 - Tekstslide

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 6 - Open vraag

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 7 - Open vraag

Ik koop een cadeautje + ik ga naar een verjaardag.

Slide 8 - Open vraag

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 9 - Tekstslide

Verbanden tussen zinnen
Er zijn bepaalde signaalwoorden die altijd bij een bepaald verband horen - blz. 232

  • opsomming: ook, bovendien, en
  • tegenstelling: maar, echter
  • tijd: eerst, toen, eens, vroeger, nu
  • oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
  • reden: omdat, want, namelijk
  • toelichting: bijvoorbeeld, zoals
  • conclusie/samenvatting: dus, samengevat, daarom
  • voorwaarde: indien, tenzij, wanneer

Slide 10 - Tekstslide

Doordat ik zo hard geleerd had, heb ik nu een voldoende.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 11 - Quizvraag

Ten eerste had ik geen zin in de opdracht en ten tweede had ik ook niet genoeg tijd.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quizvraag

Ik vind veel series leuk, zoals The 100, Gossip Girl en La Casa de Papel
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 13 - Quizvraag

Signaalwoord?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 14 - Open vraag

Verband?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 15 - Open vraag

Signaalwoord?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 16 - Open vraag

Verband?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 17 - Open vraag

Signaalwoord?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 18 - Open vraag

Verband?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 19 - Open vraag

Nu ietsjes moeilijker!

Slide 20 - Tekstslide

Verzin een zin met het verband 'tijd'

Slide 21 - Open vraag

Verzin een zin met het verband 'opsomming'

Slide 22 - Open vraag

Verzin een zin met het verband 'oorzaak-gevolg'

Slide 23 - Open vraag

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 24 - Tekstslide

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 25 - Tekstslide

Alinea's schrijven
  • Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.

  • De belangrijkste informatie zet je vaak in de eerste of de laatste zin van de alinea = de kernzin.

Slide 26 - Tekstslide

Als het goed is weet je nu
Wat een alinea is
En heb je een idee over hoe je zelf een goede alinea kunt schrijven 

Slide 27 - Tekstslide

Aanpak alinea schrijven

1. Bepaal het doel of de reden waarom je schrijft!
2. Houd je doelgroep altijd in gedachten.
3. Wat is je boodschap en hoe breng je die duidelijk over?
4. Is de tekst volledig en duidelijk voor de doelgroep? (denk aan vakjargon)
5. Een alinea bestaat altijd uit meerdere zinnen.

Slide 28 - Tekstslide

Stel hier je vraag over de aanstaande toets van Nederlands.

Slide 29 - Open vraag

Aan de slag
NN online - formuleren §2 alle opdrachten
NN online - Thema B  §2 lezen opdracht 1 t/m 7
NN online - Thema B §7 schrijven opdracht 1 en 2

Volgende les, proefwerk! succes met leren!

Slide 30 - Tekstslide


Wat heb je deze les geleerd?

Slide 31 - Open vraag

Einde les
Schuif je stoel netjes aan
en ruim je spullen rustig op.

Slide 32 - Tekstslide