Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
.
Hij heeft zich bezeerd
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
.
Hij heeft zich bezeerd
Slide 1 - Tekstslide
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wederkerende voornaamwoorden
Je
Me
Zich
Ons
Slide 4 - Tekstslide
Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord bij zich.
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
- verplichtwederkerende werkwoorden
- toevallig wederkerende werkwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
Verplicht wederkerende werkwoorden worden gecombineerd met een wederkerend voornaamwoord dat gelijk is aan het onderwerp.
Een zin met een verplicht wederkerend werkwoord is:
Hij bemoeit zich met mijn dochter.
(fout: Hij bemoeit zichzelf met mijn dochter of
Hij bemoeit mijn dochter.)
WG = bemoeit zich
Slide 6 - Tekstslide
Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen
Slide 7 - Tekstslide
Toevallig wederkerende werkwoorden
Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:
Hij wast zich elke dag.
(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast de auto.)
wg = wast Lv = zich
Tip!
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan -zelf aan het wederkerend voornaamwoord toegevoegd worden en kan het wederkerend voornaamwoord duiden op een andere persoon, een lijdend voorwerp.
Slide 8 - Tekstslide
Toevallig
wederkerende werkwoorden
(zich) amuseren
(zich) bezeren
(zich) aankleden
(zich) scheren
(zich) verwonden
(zich) vermaken
(zich) wassen
Slide 9 - Tekstslide
Wg en lv bij wederkerende werkwoorden
Als je een verplicht wederkerend werkwoord hebt dan hoort het wederkerend voornaamwoord bij het wg.
Als er een toevallig wederkerend werkwoord in de zin staat dan is het wederkerend voornaamwoord een lv.
Hij gedraagt zich slecht. wg = gedraagt zich
Hij vermaakt zich goed. wg = vermaakt. lv = zich
Slide 10 - Tekstslide
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.