thema 3 taak 3 A1-A2

Thema 3 taak 2

Leuk om je te zien

-portfolio
-lezen
-schrijven
-spreken
-grammatica



1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISKBeroepsopleiding

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 taak 2

Leuk om je te zien

-portfolio
-lezen
-schrijven
-spreken
-grammatica



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

thema 3 taak 3 A1-A2
Luister naar de tekst

Rashida vraagt aan Mirjam: ‘Wil je iets drinken?’ Wat is het antwoord van Mirjam?

- Wat drinken Mirjam en Rashida?

- Je gaat bij iemand op bezoek. Wat drink je?
- Iemand komt op bezoek in jouw huis. Wat vraag je?
dat betekent dat

bezoeken/ ik ga bij Peter op bezoek/ ik kom morgen op bezoek /kom je morgen op bezoek? de jongen - het meisje 
je ziet er moe uit/                           je ziet er goed/mooi /uit
eruitzien: hoe zie ik eruit?
binnen =buiten = ik ga naar binnen/buiten
wat een ........heb je!  ik heb zin in + substantief 

maken   / uitmaken  : het maakt me niet uit 
staan / opstaan : ik sta om 8 uur op



Slide 3 - Tekstslide

Maak nu opdracht 2

Ben klaar? Maak nu opdracht 3 ,4 en 5.


Grammatica

laat me weten als je klaar bent
ik ben klaar

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Maak nu opdracht 5 en 6.


Ben je klaar? Maak dan opdracht 7


Huiswerk : maak de opdrachten van thema 3 taak 3 op de computer & de grammaticaopdrachten 6.7,6.8,6.9 &6.11

Slide 7 - Tekstslide

het huis / de familie

dat is ons huis-       dat zijn onze huizen
dat is onze familie dat zijn onze families

er is een man in het huis
er zijn twee mannen in het huis

ga zitten! ik ga zitten!
zitten / ik zit op de stoel / ik begrijp het!
zeggen/ wat zeg je?wat zegt u?
leuk om Nederlands te praten

Slide 8 - Tekstslide

Thema 3 taak 4

Gefeliciteerd!
-portfolio
-luisteren
-lezen
-schrijven
-spreken
-grammatica
-teksten



Slide 9 - Tekstslide

Luister naar de tekst 

- Waarom is Felix blij?
- Waarom is Bella blij?
- Wat zeggen Felix en Bella allebei? (tegen elkaar)
- Wat doet Bella vanavond?

Felix is blij want hij heeft een nieuwe baan
Bella is blij want ze is jarig
Bella gaat vanavond in Gustavino eten/het eten
ik kook het eten
ik kom over 2 minuten /de uitnodiging /uitnodigen
ik nodig mijn vrienden voor mijn feestje uit. 
sturen
ik heb....nodig
wanneer ben je jarig? ik ben op 3 februari jarig

Slide 10 - Tekstslide

Maak nu opdracht 2,3 en 4.

Ben je klaar? maak dan 5 en 6

Grammatica

ik ben in december jarig - in de zomer/ in de winter -in de herfst/in de lente -in  in het weekend
ik ben op 22 december jarig- op maandag
om 8 uur

hoe gaat het? hoe gaat het met je/jou?
hoe is het? hoe is het met je/jou?
en jij?
met jij? met je/jou
hoe gaat het met jou? heel goed en met jou?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Maak opdracht 7 en 8


Huiswerk : maak de opdrachten bij thema 4 taak 1 op de computer.

Slide 14 - Tekstslide

Thema 4 taak 2

Wat eet je graag?

-luisteren
-lezen
-spreken
-grammatica
-schrijven



Slide 15 - Tekstslide

Luister naar de tekst en beantwoord de vragen.

1.Wat vindt Louise lekker?
2.Wat vindt Chen lekker?
3.Wat vindt Louise niet lekker?
4.Wat zeggen Louise en Chen over Nederlanders?

Maak dan opdracht  2 & 3

Maak dan opdracht 4 en 5



 

Slide 16 - Tekstslide

Grammatica (negatie)

extra materiaal 

Maak nu opdracht 6 en  

Huiswerk : maak de opdrachten bij thema 4 taak 3 & de grammaticaopdrachten 3.1 &3.2

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

betekenen

wat betekent dat?
wat betekent dit woord?
het woord/woorden
wat betekenen deze woorden?
graag gedaan! doen
gebruiken / een cola graag / ik wil graag
ik luister graag naar muziek
ik eet graag vlees/ ik lees graag boeken
bestellen/ de rekening
ik ben gek op... ik vind ......lekker
lunchen - ik lunch
zijn .......aan het + infinitief
ik ben aan het lunchen/ wat ben je aan het doen?
ik ben een boek aan het lezen/ laat me met rust
de waarheid / dat is waar - dat is niet waar
het ding /dingen
altijd (always )-meestal (usually/most of the times ) vaak (often ) soms (sometimes)af en toe (occasionally)-zelden (rarely) -nooit (never)

Slide 21 - Tekstslide

iets  +adjectief +s
niets + adjectief +s

iets leuks /iets warms/iets kouds
zullen we vandaag iets leuks doen?
zullen we vandaag iets lekkers gaan eten?

niets interessants 
gezellig (cosy )het cafe is heel gezellig/gezellig =leuk
gezellige mensen/de fiets / fietsen -ik fiets naar het werk

Slide 22 - Tekstslide

De fiets is niet groot
Dat is geen grote fiets

Dat is geen boek maar een schrift
Dat is niet mijn boek
Dat is niet het boek van Maria maar het boek van Peter
ik wil dit boek niet maar dat andere boek
ik kom niet

Slide 23 - Tekstslide