P4. Verslaglegging

 Verslaglegging  (deel 1)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 Verslaglegging  (deel 1)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

Vandaag gaan we oefenen met komma's, hoofdletters en het leesbaar maken van een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zien we vaak terug in verslagen?
De werkzaamheden die Kees doet zijn vooral werken met gegevens en mensen verder doet ze een dagdeel receptie dat is vooral klanten die binnen komen op kantoor en vragen hebben helpen daarnaast doet ze een dagdeel klantafspraken in de spreekkamer

Slide 3 - Tekstslide

WAAR KOMT DE KOMMA?
Karpervissen kan je overdag doen maar in de nachtelijke uurtjes is dit ook zeer aan te bevelen.

Slide 4 - Open vraag

WAAR KOMT DE KOMMA?
Karpervissen kan je overdag doen, maar in de nachtelijke uurtjes is dit ook zeer aan te bevelen.

Slide 5 - Tekstslide

Het is begonnen in 1946 na de Tweede Wereldoorlog er werden enkele races gehouden pas in 1947 werd de championship gehouden

Slide 6 - Open vraag

        Het is begonnen in 1946, na de Tweede Wereldoorlog. Er werden enkele races gehouden. Pas in 1947 werd de championship gehouden

Slide 7 - Tekstslide

Ik vind het altijd al leuk om wat met me handen te doen daarom heb ik ook voor zoon baan gekozen

Slide 8 - Open vraag

       Ik vind het altijd al leuk om wat met mijn handen te doen, daarom heb ik ook voor zo'n baan gekozen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?
Als je een korte pauze hoort in een zin.
Mieke, het zusje van Gaby, gaat volgende week voor het eerst naar school.

Slide 11 - Tekstslide

Tussen de delen van een opsomming in een zin. Als er tussen de laatste twee delen een voegwoord staat (en of of), schrijf je geen komma.

Wil je koffie, thee of iets anders?

Slide 12 - Tekstslide

Tussen twee persoonsvormen in een zin die niet bij elkaar horen.

Als het goed is, komt Lindsey zo.

Slide 13 - Tekstslide

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. Na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo?

Slide 14 - Tekstslide

Tussen een hoofdzin en een bijzin.

Ik sta morgen vroeg op, als ik goed slaap.

Slide 15 - Tekstslide

Wat staat hier?

De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 16 - Tekstslide

Wat staat hier?

De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen, hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 17 - Tekstslide

komma (,)
Voor een korte pauze in een zin
Voor een betere leesbaarheid
Om misverstanden te voorkomen

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdletters
Een andere (veel)gemaakte fout in verslagen

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Het noorden
B
Het Noorden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Mevrouw van Velzen
B
Mevrouw Van Velzen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Deze Winter sneeuwt het veel.
B
Deze winter sneeuwt het veel.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Ik woon in Leeuwarden
B
Ik woon in leeuwarden

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Brabant
B
noord-Brabant

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide