20221006 DVLG221AH niveau 2 leerjaar 2 Zakelijke mail

Nederlands
DVLG221AH
Donderdag 06 oktober 2022
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
DVLG221AH
Donderdag 06 oktober 2022

Slide 1 - Tekstslide

Planning DVLG221AH

1. CENTRAAL EXAMEN LEZEN & LUISTEREN – LOCATIE SPORTLAAN – 90 MINUTEN: 14 november 2022

2. EXAMEN SCHRIJVEN – LOCATIE HOFSTRAAT – 60 MINUTEN: nog niet bekend.

3. EXAMEN SPREKEN – LOCATIE HOFSTRAAT – PRESENTATIE 4-6 MINUTEN: nog niet bekend.

4. EXAMEN GESPREKKEN – LOCATIE HOFSTRAAT – GESPREK 6-8 MINUTEN: nog niet bekend.

                       Onderdeel LEZEN & LUISTEREN:                              50% eindcijfer Nederlands
                       Onderdeel Schrijven, spreken en gesprekken: 50% eindcijfer Nederlands




Slide 2 - Tekstslide

vanaf 01-10:

  • Boek niet gekocht of mee?
  • Licentie (studiemeter) niet aangekocht?

Dan kun je niet meedoen met de les.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik op 29-09:
  • Aaneenschrijven of samenstellingen

Slide 5 - Tekstslide

Aaneenschrijven of samenstellingen 
  • Samengestelde woorden schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar als dat geen lees- of uitspraakproblemen met zich meebrengt:
kettingzaagolie, tandenborstelhouder en politieauto.
  • Bij samenstellingen met (lees)problemen een koppelteken:
mee-eter en radio-omroep.
  • De tussen -s is soms nodig bij een samenstellingen:
stationsplein, moederskindje en scheepswrak.

Slide 6 - Tekstslide

06-10: Lesdoelen

  • Schrijven: in het boek: zakelijke mail

  • Spelling: op de computer: verkleinwoorden

Slide 7 - Tekstslide

06-10: Zelfwerktijd: schrijven: zakelijke mail
                                       

                                            Starttaal 2F deel B:                                                               
                                   
Schrijven:                      Opdracht 14a, b, c en d op pagina 142


                          
              








timer
25:00

Slide 8 - Tekstslide

06-10: Zelfwerktijd: schrijven: zakelijke mail
Vorm:
  • Minimaal 100 woorden en maximaal 150 woorden.

Inhoud:
  • Feest voor 100 mensen.
  • 18 juli 19:00 t/m 24:00 uur.
  • Cateraar inhuren: verzorgt snacks (onder andere friet). 
  • Allergieën: een persoon melkproducten en een persoon geen gluten.
  • Prijs en beschikbaarheid.


timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

06-10: Zelfwerktijd: schrijven: zakelijke mail


Schrijven: Opdracht 14e en f op pagina 143

Controle door klasgenoot.

Mail de brief naar jouw buurvrouw.

timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

06-10: Zelfwerktijd: schrijven: zakelijke mail





Schrijven: Opdracht 14g op pagina 143-144

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Verkleinwoorden (1v4)
  • Bij veel zelfstandige naamwoorden kunnen we het verkleinwoord maken door er -je, -tje, -pje of -etje achter te zetten.
*-je -> mensje, koekje, *-tje -> touwtje, aardbeitje, *-pje -> raampje, probleempje, *-etje -> balletje, biggetje

 -Let erop dat je bij -etje soms een verdubbeling van de medeklinkers krijgt.

Slide 12 - Tekstslide

Verkleinwoorden (2v4)
  • Wanneer het woord eindigt op /ng/, gebruiken we -kje of -etje voor het verkleinwoord.
Koning -> koninkje en ring -> ringetje

  • Soms verandert de klinker wanneer je een verkleinwoord maakt:
Blad -> blaadje, glas -> glaasje, vat -> vaatje en schip -> scheepje

Slide 13 - Tekstslide

Maak het juiste verkleinwoord.
¨de mal¨
A
het maletje
B
het malpje
C
het maltje
D
het malletje

Slide 14 - Quizvraag

Maak het juiste verkleinwoord.
¨het voetpad¨
A
het voetpadje
B
het voetpaadje
C
het voetpadtje
D
het voetpadetje

Slide 15 - Quizvraag

Verkleinwoorden (3v4)
  • Woord wat eindigt op een lange klinker dan de klinker verdubbelen bij het verkleinwoord:
Oma -> omaatje, café -> cafeetje, taxi -> taxietje, auto -> autootje en 
paraplu -> parapluutje: Let erop dat /é/ /ee/ wordt en /i/ /ie/.

  • Als het woord eindigt op een enkele /y/ die als /ie/ wordt uitgesproken, of op een /u/ die als /oe/ wordt uitgesproken, gebruiken we een apostrof.
Tiramisu -> tiramisu´tje en baby -> baby´tje

Slide 16 - Tekstslide

Maak het juiste verkleinwoord van 'de berging'
A
de berginkje
B
de bergingetje
C
de bergingkje
D
de bergingtje

Slide 17 - Quizvraag

Maak het juiste verkleinwoord.
¨de pony¨

Slide 18 - Open vraag

Maak het verkleinwoord van 'oma'

Slide 19 - Open vraag

Verkleinwoorden (4v4)
  • Als het woord een afkorting, een letter of een cijfer is, gebruiken we een apostrof.
A4 -> A4´tje, m -> m´etje en 5 -> 5´je.

  • Als een woord eindigt op een /e/ die we niet uitspreken, laten we de /e/ in het verkleinwoord weg.
Giraffe -> girafje en blessure -> blessuretje.


  • Als een woord al eindigt op een /d/ of een /t/, dan schrijven we -je.
Biscuit -> biscuitje en *Boulevard -> boulevardje.

Slide 20 - Tekstslide

Maak het juiste verkleinwoord.
¨de brancard¨

Slide 21 - Open vraag

06-10: Zelfwerktijd: spelling

            
Studiemeter > Lesmateriaal > ViaStarttaal Online > 2F > 
Spelling > Verkleinwoorden
                                        
Heb je dit al af? Doe dan een andere oefening bij het onderdeel spelling.








timer
40:00

Slide 22 - Tekstslide

06-10: Terugblik
  • Schrijven: in het boek
  • Spelling: op de computer

Slide 23 - Tekstslide