3.1 Hoe betaal je?

2.2 Hoe betaal je?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2.2 Hoe betaal je?

Slide 1 - Tekstslide

Bespreken of het wordt opgeknipt of niet. 
Leerdoelen
Na deze les weet je:
  • In welke vormen geld bestaat
  • Hoe je ermee betaalt
  • Welke voor- en nadelen die verschillende betaalvormen hebben

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk jij aan bij 'geld'?

Slide 3 - Woordweb

Wat is het, wat doe je ermee, weten ze nog iets van het ontstaan?
Wat is het verschil tussen 'directe' en 'indirecte' ruil?

Slide 4 - Woordweb

Directe ruil is zonder geld. Bestaat dit nog steeds? 
Kan indirecte ruil met iets anders dan geld ook? 

> evt. terug refereren naar filmpje van vorige les. Hierin werd goud vervangen door papier. 
Wat kun je allemaal doen met geld?

Slide 5 - Open vraag

Met geld kun je: ruilen, rekenen en sparen

Ruilen is kopen
Rekenen is vergelijken/waarde aangeven
Sparen is wachten tot later
Verschillende soorten geld
Geld kan echt bestaan, in de vorm van munten en briefjes, heet chartaal geld

Geld dat niet fysiek (tastbaar) is, maar wel 'bestaat', is giraal geld

Op wat voor manieren kun je met giraal geld betalen?

Slide 6 - Tekstslide

Vormen giraal geld: 
Bankrekeningoverschrijving
Pinpas
Tikkie
Online betaling (iDeal etc.)
Creditcard
Wat heeft de voorkeur voor een bank: chartaal of giraal geld? Waarom?

Slide 7 - Open vraag

Chartaal geld is niks waard, ligt maar te liggen (denk aan de bankier die gewoon extra geld ging maken omdat het anders lag te verstoffen)
Daarnaast moet je dat fysiek beschikbaar hebben en kunnen mensen het stelen (ramkraken)

Giraal geld is veiliger en kost minder
Wat is het verschil tussen een bankpas en een creditcard?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verschil bankpas en creditcard
  • Bij een betaling met een creditcard wordt het bedrag eerst voorgeschoten door de maatschappij (bijv. de bank)
  • Bedrag kan in termijnen terug worden betaald
  • Je kunt er online mee betalen

Als dit de kenmerken zijn van een creditcard, hoe werken deze zaken dan bij een bankpas?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bankrekening
Bedrag op een bankrekening (betaalrekening) is het saldo

Wat is het verschil tussen credit en debet ?

Berekenen van het saldo:
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Slide 11 - Tekstslide

Credit = tegoed/positief saldo
Debet = tekort/negatief saldo/rood staan

Saldo berekenen
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Voorbeeld: 
Oud saldo: € 63,25 tegoed (credit)
Ontvangen: € 4,15 (+) 
Betaald: € 68,40 (-)
Nieuw saldo: € 0,65 tekort
Berekening: 
€ 63,25 + € 4,15 - € 68,40
€ 67,75 - € 68,40
Nieuw: € 0,65 tekort (debet)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Saldo berekenen
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Oud saldo: € 25, 30 tegoed (credit)
Ontvangen: € 23,15 (+) 
Betaald: € 31,06 (-)
Nieuw saldo: ?
Debet of credit?
Antwoord
Beginsaldo: € 25, 30 tegoed (credit)
Ontvangen: € 23,15 (+)
Betaald: € 31,06 (-)

Nieuw saldo: € 25,30 + € 23,15 - € 31,06 
Nieuw saldo: € 17,39 (credit)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oud saldo: € 15,82
Ontvangen: € 6,18
Betaald: € 25,00
Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen
Zelf berekenen

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Vragen over de stof?

Zelf maken: 
de rekentrainer op blz. 73 (als je dat de vorige les niet gedaan hebt. 
van H2.2 de opdrachten 1 t/m 6 op blz. 50 t/m 52.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies