In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Grammatica H1 t/m H6
Lees goed wat je precies moet doen.
Heel veel succes!
Slide 1 - Tekstslide
Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de zin hieronder: Dat meisje zou ik graag beter leren kennen. Noteer je antwoord onder elkaar. pv: komt een zinsdeel niet voor? Zet dan een streepje - wg: ow: lv:
Slide 2 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdendvoorwerp (lv) van de zin hieronder: Wanneer geef je je vriend zijn verjaardagscadeau? Noteer je antwoord onder elkaar. pv: komt een zinsdeel niet voor? Zet dan een streepje - wg: ow: lv:
Zin: Wanneer geef je je vriend zijn verjaardagscadeau?
Gebruik dezelfde
Slide 3 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de zin hieronder: Tijdens de grote schoonmaak heb ik per ongeluk een antieke vaas laten vallen. Noteer je antwoord onder elkaar. pv: komt een zinsdeel niet voor? Zet dan een streepje - wg: ow: lv:
Slide 4 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de zin hieronder: De meesterkok kookt altijd met verse ingrediënten uit de streek. Noteer je antwoord onder elkaar. pv: komt een zinsdeel niet voor? Zet dan een streepje - wg: ow: lv:
Slide 5 - Open vraag
Maak een zin met de volgende zinsdelen in de aangegeven volgorde. Vroeger – pv/wg – ow – lv
Slide 6 - Open vraag
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-). Noteer je antwoorden weer onder elkaar.
De caissière gaf de klant het wisselgeld.
Slide 7 - Open vraag
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-). Noteer je antwoorden weer onder elkaar.
Wie van ons kan het werkstuk morgen aan de leraar overhandigen?
Slide 8 - Open vraag
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-). Noteer je antwoorden weer onder elkaar.
Het bestuur verwacht je om tien uur stipt in de vergaderruimte.
Slide 9 - Open vraag
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wg), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-). Noteer je antwoorden weer onder elkaar.
De medewerker van het toeristenbureau legt ons de weg naar het uitkijkpunt uit.
Slide 10 - Open vraag
Welk werkwoord kan wél een meewerkend voorwerp bij zich hebben?
A
huilen
B
spelen
C
overhandigen
D
rijden
Slide 11 - Quizvraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijke bepaling (bwb). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
Op welk eiland heeft Nelson Mandela tot zijn vrijlating in 1990 vastgezeten?
Slide 12 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijke bepaling (bwb). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
Tandartsen stellen hun patiënten voor een ingreep meestal gerust.
Slide 13 - Open vraag
Noteer de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow), het werkwoordelijk gezegde (wg), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv) en bijwoordelijke bepaling (bwb). Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).
Al jaren geeft Unicef mensen in ontwikkelingslanden kansen op een betere toekomst.
Slide 14 - Open vraag
Wat is/ (zijn) de bijwoordelijke bepaling(en) van de volgende zin?
Houd de resetknop vijf seconden ingedrukt.
A
houd
B
de resetknop
C
vijf seconden
D
ingedrukt
Slide 15 - Quizvraag
Wat is/ (zijn) de bijwoordelijke bepaling(en) van de volgende zin?