Overzicht en herhaling zinsdelen H1, 3, 4, 5

timer
10:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2B

Vandaag...
- Herhaling zinsdelen
- code LessonUp 


 Huiswerk
Maandag 16 januari
Rep zinsdelen hoofdstuk 1, 3, 4, 5




Leerdoelen:
- Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden




Slide 2 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm (pv), het werkwoordelijk gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Vanavond maak ik eindelijk mijn werkstuk over vulkanisme af.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 3 - Open vraag

 H4 grammatica zinsdelen
Zinsdelen tot nu toe: 

  • persoonsvorm (pv)
     tijdproef, getalproef (vraagzin)

  • onderwerp (ow)
      Wie/(wat) + pv?

  • werkwoordelijk gezegde (wg)
     zegt wat het onderwerp (iets of              iemand) doet






  • lijdend voorwerp (lv)  
     Wat/Wie + wg + ow ?



Slide 4 - Tekstslide

 H4 grammatica zinsdelen
Meewerkend voorwerp (mv)
> De broertjes gaven een klein cadeau aan hun moeder.

In sommige zinnen komt een meewerkend voorwerp voor. Het meewerkend voorwerp geeft aan dat het onderwerp iets aan iemand geeft of vertelt. 

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet altijd. Als het niet met 'aan' begint, moet je 'aan' ervoor kunnen zetten.  




Slide 5 - Tekstslide

 H4 grammatica zinsdelen
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

  1. Noteer eerst de pv, het wg, het ow en het lv
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

VB: Lina mocht haar buurvrouw een doosje chocolade geven. 
pv : mocht , wg: mocht geven
ow: Lina
lv: een doosje chocolade
mv: Aan wie mocht Lina een doosje chocolade geven? -> (aan) haar buurvrouw
mv is dus 'haar buurvrouw'




Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Staat de burgemeester in de stad snoep uit te delen aan de kinderen?
A
de burgemeester
B
in de stad
C
snoep
D
aan de kinderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Vanmorgen legde de geschiedenisleraar de opdrachten nog eens aan zijn klas uit.
A
vanmorgen
B
de geschiedenisleraar
C
de opdrachten
D
aan zijn klas

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Johannes de Jong heeft ons alweer zo'n superlange e-mail gestuurd.

A
Johannes de Jong
B
ons
C
alweer
D
zo'n superlange e-mail

Slide 9 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een meewerkend voorwerp?

Waarom zou dit orkest zulke ouderwetse liedjes spelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een meewerkend voorwerp?

Vanwege m'n verjaardag gaf ik vandaag iedereen in de klas een traktatie.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Bevat de volgende zin een meewerkend voorwerp?

Ik ga in de toekomst ongetwijfeld een tijdje in een woonboot wonen.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 13 - Open vraag

 H4 grammatica zinsdelen
SAMENGEVAT

Als je het meewerkend voorwerp wil vinden, noteer je eerst: ow, wg en lv. Vervolgens stel je de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

Let op:
  1. Niet elke zin bevat een meewerkend voorwerp.
  2. Het is belangrijk om de juiste volgorde aan te houden bij het vinden van zinsdelen.

Slide 14 - Tekstslide

Benoem het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Ongetwijfeld gaat deze maaltijd heel bijzonder worden voor gasten.
A
ongetwijfeld
B
deze maaltijd
C
heel bijzonder
D
voor gasten

Slide 15 - Quizvraag

Benoem het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Heeft Kim jou al dat verhaal over mij verteld?
A
Myrthe
B
jou
C
dat verhaal
D
over mij

Slide 16 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het gezegde (wg of ng), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
De directeur van de basisschool zou veel liever burgemeester worden.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 17 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
De jeugdige brandstichter moest een taakstraf van 480 uur uitvoeren.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 18 - Open vraag

Ik kan het meewerkend voorwerp (mv) in een zin vinden.

Heb je dit leerdoel behaald?
A
Ja, dit leerdoel heb ik behaald.
B
Dit leerdoel heb ik deels behaald.
C
Nee, dit leerdoel heb ik niet behaald.

Slide 19 - Quizvraag

Nog even op een rijtje...
Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Gezegde: alle werkwoorden in de zin (dus inclusief pv)
Onderwerp: wie/ wat + gezegde?
Lijdend voorwerp: wie / wat + gezegde + onderwerp?
Meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Ik heb de bloemen aan mijn buurvrouw gegeven.

Slide 20 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Als je de pv, wg, het ow, lv en mv hebt gevonden, blijven er soms nog woorden over. Dit is de bijwoordelijke bepaling.

Ik heb vanmorgen een bos bloemen aan mijn oma gegeven.

Ik ben vanmorgen bij mijn oma geweest.

Slide 21 - Tekstslide

Samengevat

*De bijwoordelijke bepaling is meestal het zinsdeel dat overblijft, nadat je de pv, wg, het ow, lv en mv hebt gevonden.

*Er kunnen meerdere BWB's in een zin zitten.
Vraagwoorden zelf zijn ook BWB.

*Je vindt de bijwoordelijke bepaling (BWB) 
door deze vragen te stellen: waar/wanneer/waarom/hoe etc.


Slide 22 - Tekstslide

Benoem het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

In Engeland deelden de scholen gezonde maaltijden uit aan de kinderen
A
In Engeland
B
de scholen
C
gezonde maaltijden
D
aan de kinderen

Slide 23 - Quizvraag

Benoem het meewerkend voorwerp in de volgende zin.

Opent de conciërge om half acht de deuren van de school voor jou?
A
de conciërge
B
om half acht
C
de deuren van de school
D
voor jou

Slide 24 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Heeft Myrthe jou al die leugens over mij verteld?

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 25 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm (pv), het gezegde (wg), het onderwerp (ow) en het lijdend voorwerp (lv) van de volgende zin:
Tijdens de les gaf Hanna alle nieuwtjes door aan Linde.

Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje (-).

Slide 26 - Open vraag

gezegde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
onder-werp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
persoonsvorm
zinsdelen bepalen
meewerkend voorwerp

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
 gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De inwoners van Beltrum
zijn
deze week
gelukkig
niet
besmet.

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak. 
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 29 - Sleepvraag


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 30 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedkeurd.

Slide 31 - Sleepvraag