Kunstgeschiedenis - Impressionisme en post impressionismehavo 5 hh

Impressionisme en Post-impressionisme
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Impressionisme en Post-impressionisme

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teken een boom. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impressionisme
  • 1870 – 1905
  • Vanuit Frankrijk

  • School van Barbizon: plein air schilderen.
  • De impressionisten gaan een stap verder en schilderen hun indruk = impressie van de werkelijkheid. 
  • Zuivere kleuren.
  • Snelle, vluchtige toets. 
  • Fotografie als hulpmiddel.
Claude Monet, “Impression: soleil levant”, 1872

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Manet baant de weg
  • In 1863 weigert de Salon een recordaantal werken. Napoleon III laat de "Salon des Refusés" oprichten => veel kritiek. 
  • "Le Déjeuner sur l’Herbe" is één van deze werken: shokerend vanwege het naakt van een “gewone” vrouw (prostituee).
  • Einde van academische kunst, hierna meer ruimte voor experiment.
  • L'art pour l'art.
  • Impressionisten zijn vaak van goede komaf en daardoor financieel onafhankelijk. 
Edouard Manet, “Le déjeuner sur l ‘herbe”, 1863
 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed fotografie
  • 1e helft 19e eeuw: experimenten met   fotografie door Daguerre en Talbot. 
  • Crisis in schilderkunst: fotografie is veel   realistischer en sneller. 
  • Schilders realiseren zich dat zij de werkelijkheid op een andere manier zullen moeten weergeven.
  • Impressionisten zijn de eerste kunstenaars die gebruik maken van de fotografie (o.a. afsnijding, standpunt en snapshot).

George Hendrik Breitner, “De singelbrug bij de Paleisstraat”, ca. 1897
 
 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleurenleer
  • Verschillende onderzoeken naar kleur
  • 6 basiskleuren
  • Delacroix (Neoclassicisme): schaduw heeft ook een kleur, namelijk de complementaire.
  • De impressionisten gebruiken deze wetenschappelijke basis voor hun kunst. 

Claude Monet,  "Graanbergen (sneeuweffecten: zonlicht)”, 1890-1891
 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET bij het impressionisme?
A
Alledaagse voorstellingen
B
Indruk van een bepaald moment
C
Losse penseeltoets
D
Nadruk op emoties

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schilderkunst
  • Impressionisme vooral in de schilderkunst.  
  • Willen het moment en de weersomstandigheden vastleggen, met het juiste licht en de juiste kleuren. 
  • Schilderen wat je ziet in plaats van wat je weet.
  • En plein air => vluchtige toets. 
  • Heldere kleuren.
  • Afsnijding (invloed fotografie). 
Pierre-Auguste Renoir, “La Grenouillère”, ca. 1869
 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schilderkunst
  • Impressionisme vooral in de schilderkunst.
  • Willen het moment en de weersomstandigheden vastleggen in het juiste licht en met de juiste kleuren. Het onderwerp is minder belangrijk. 
  • Schilderen wat je ziet in plaats van wat je   weet.
  • En plein air: vluchtige toets.
  • Heldere kleuren.
  • Afsnijding (invloed fotografie).

Monet, schets voor “De picknick”, 1865-1866


 Renoir, “Le bal du Moulin de la Galette”, 1886



Manet, “Een bal in de Folies-Bergère”, 1881-1882



Edgar Degas, “Balletrepetitie”, 1874



Onderwerpen: 
  • Landschap
  • Stadsgezichten
  • Goede leven
  • Geen diepere   betekenis. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

“Kathedraal van Rouen, gevel bij zonsondergang, harmonie in goud en blauw”, 1892-1894

“Kathedraal van Rouen, vol zonlicht”, 1894

“Kathedraal van Rouen, gevel (ochtend effect)1892-1894

Monet schilderde hetzelfde onderwerp op verschillende momenten. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeer losse toets, bijna abstract, zuivere kleuren,
vlak karakter, invloed Japanse kunst. 
Claude Monet, "Waterlelies", 1916

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldhouwkunst
  • Ook beeldhouwers proberen een moment te vangen.
  • Toets zichtbaar in oppervlakte van deze   beelden = factuur
  • Rodin plaats zijn beelden op de grond i.p.v. op sokkels (vernieuwend)

Edgar Degas, “Danseres die haar rechter voetzool bekijkt”, na 1896
 
 

Auguste Rodin, "Pierre de Wissant (burgers van Calais)", 1885-1886
 
 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ROMANTIEK
IMPRESSIONISME
REALISME

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Post-impressionisme
  • 1880 – 1905

  • "Post" = na, dus na het impressionisme
  • Verzamelnaam voor een groep: pointillisten en individuele kunstenaars, waaronder Cézanne, Gauguin en Van Gogh.
  • Geen gemeenschappelijke kenmerken.
  • Zoeken naar meer inhoud en/of   experimenteren meer met vorm en kleur.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pointillisme
  • "Point" = stip
  • Felgekleurde, onvermengde stipjes naast   elkaar.
  • Het oog maakt er gemengde kleuren van =   optische kleurmenging
  • Divisionisme = techniek van het uit elkaar   halen van samengestelde kleuren.
  • Kleurcontrasten en complementaire   kleuren.
Paul Signac, “Zeilboten in de haven van St. Tropez”, 1893
 
 
 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Geïnteresseerd in de werking van kleuren.
  • Maken gebruik van wetenschappelijke studies over kleur. 
  • Bijv. "Kleurenbol" van Otto Runge (1810)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pointillisme 
ook wel Neo-impressionisme genoemd
  • Alledaagse onderwerpen, minder vluchtig dan bij impressionisme. 
  • Niet en plein air, maar in het atelier. 
  • Arbeidsintensief, waardoor meer doordacht en statische composities. 
  • Geen vlakken of lijnen: vormen zijn diffuus. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pointillisme
Romantiek
Impressionisme
Realisme

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paul Cézanne
  • Zoekt naar de structuur (= opbouw) van het   onderwerp.
  • “Elke natuurvorm is terug te brengen tot   kubus, kegel of cilinder.”
  • Kleuren en geometrische vlakjes vormen   de basis.
  • Niet alleen registreren door het oog, maar   ook herinneringen en kennis spelen een rol.
  • Meerdere standpunten in één beeld:   grondlegger kubisme.
Paul Cézanne, "Mont Sainte-Victoire", 1904

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cézanne

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paul Gauguin
  • Wil het onzichtbare weergeven:   stemmingen en gevoelens.
  • Werkt vanuit herinnering en verbeelding.
  • Symboliek.
  • Felgekleurde (egale) vlakken,   vervormingen, scherpe omlijningen.
  • Eerste kunstenaar die een persoonlijke interpretatie geeft en gevoelens vastlegt: voorloper expressionisme.

Paul Gauguin, "Visioen na de preek (Jacob met de engel", 1888

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • Gauguin wil het aardse paradijs vastleggen: waar de 'nobele wilden' nog in harmonie leven met de natuur.
  • Emigreert naar Tahiti.

Inspiratie:
  • Exotische, "primitieve" kunst 
  • Japanse prenten: scherp omlijnde figuren en egale kleurvlak.
  • Egyptische hiërogliefen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gauguin

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paul Gauguin had verschillende inspiratiebronnen. Welke hoort er niet bij?
A
Japanse houtsnede
B
Impressionisme
C
Egyptische hiërogliefen
D
Realisme

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vincent van Gogh
  •  Autodidact
  • Psychische problemen 
  • Schreef brieven aan zijn broer Theo (kunsthandelaar) die hem financieel ondersteunde.

  • Brabantse periode: “De aardappeleters”,   bruin, donker, somber.
  • Ruw zoals het leven van de arbeiders.
  • Invloed Realisme.
Vincent van Gogh, "De aardappeleters", 1885

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Slechts 10 jaar geschilderd (vanaf zijn 30e). In deze periode maakte hij honderden werken.  
  • Bevriend met Gauguin, raakte bij een ruzie met hem gewond aan zijn oor. 
  • Invloed Japanse prentkunst. 

  • Franse periode: heldere kleuren, dikke   strepen. 
  • Persoonlijke, emotionele weergave van de   werkelijkheid: voorloper expressionisme.

Vincent van Gogh, "Olijfbomen met gele hemel en zon", 1889

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vincent van Gogh maakte veel zelf portretten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van Gogh

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Post-impressionisme
kunstenaars gaan verder dan het impressionisme
Pointillisme: ideeën over kleur en waarneming te vaag, experimenteren met strenge aanpak.
Cézanne: moeite met toevallige composities en eenzijdig standpunt. 
Gauguin: mist intellectuele en spirituele inhoud. 
Van Gogh: mist emotie. 
Allen: breken met realistische weergave van de werkelijkheid. 

Slide 29 - Tekstslide

postimpressionisten breken niet alleen met de gladde (traditionele) manier van werken, maar ook met de realistische weergave van de wereld. 

Cezanne: moeite met impressionistische toevallige composities
Seurat: ideeën over kleur en waarneming te vaag en experimenteert met strenge aanpak.
Gauguin: mist intellectuele inhoud
Van Gogh: mist de emotie

A
Pointillisme
B
Paul Cézanne
C
Paul Gauguin
D
Vincent van Gogh

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Pointillisme
B
Paul Cézanne
C
Paul Gauguin
D
Vincent van Gogh

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Pointillisme
B
Paul Cézanne
C
Paul Gauguin
D
Vincent van Gogh

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Pointillisme
B
Paul Cézanne
C
Paul Gauguin
D
Vincent van Gogh

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies